Utrecht schrapt termen ‘hoger’ en ‘lager’ opgeleid
Utrecht stopt met de termen ‘hoger’ en ‘lager’ opgeleid. De gemeente vindt dat er meer waardering moet komen voor het mbo en heeft daarom een plan opgesteld voor meer gelijke behandeling van mbo-studenten. Utrecht is hiermee de eerste stad die invulling geeft aan de nieuwe mbo-werkagenda van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Minister Robbert Dijkgraaf (OCW) kreeg het rapport vrijdag in Utrecht overhandigd.
Die overhandiging vond plaats in café De Kneus, dat vorig jaar nog in opspraak was omdat mbo’ers werden geweigerd. Inmiddels zijn daar álle studenten welkom.
„Er moet iets fundamenteels veranderen in de samenleving zodat het mbo als volwaardige vervolgopleiding wordt gezien naast het hbo en wo. Zodat mbo’ers de waardering en de gelijkwaardige positie in de samenleving krijgen die ze verdienen. Met dit plan willen we dat doel realiseren en jongeren en hun omgeving enthousiast maken voor een vakopleiding”, zegt wethouder Dennis de Vries, die onder meer het mbo en jeugd in zijn portefeuille heeft.
Utrecht nam al eerder stappen. Zo bestaat er een aanpak tegen stagediscriminatie, zijn de mbo-studentenraad SR030 en de mbo-studentenvereniging R.S.V.H. opgericht en liep er een proef met mbo-studenten in de Utrechtse Introductietijd (UIT) en bij studentensportcomplex Olympos. „We hebben de afgelopen jaren al veel stappen gezet, maar we zijn er nog niet”, aldus De Vries.
Voortaan stopt de gemeente daarom volledig met het gebruik van de termen ‘hoger en lager opgeleid’. In plaats daarvan worden mbo, hbo en wo bij naam genoemd. Ook in het uitgaan, verenigingsleven en de studentenhuisvesting moeten mbo’ers dezelfde rechten krijgen. „Met een gelijkwaardige positie kunnen mbo-studenten net zoveel student zijn als anderen. We moeten daarvoor niet het imago van het mbo veranderen, maar een heel nieuw imago creëren”, aldus student Menno Adelaar die meeschreef aan het plan. Aan het plan werkten gemeente, mbo-instellingen en mbo’ers samen.