Assisi in het Heilige Land
Over het bezoek van Franciscus van Assisi aan het Heilige Land bestaan veel onduidelijkheden. Zeker is wel dat zijn bezoek belangrijke gevolgen heeft gehad die tot op de dag van vandaag invloed hebben.
In 1217 verdeelde hij de wereld al in provincies waar de broeders heen zouden moeten trekken om het Evangelie te verkondigen. Een van die provincies was het Heilige Land, dat de broeders ook wel ”Syrië” of ”ultramare” (aan de overkant van de zee) noemden.
Met elf broeders vertrok Franciscus op 21 juni 1219 uit Italië, naar verluidt om het martelaarschap te zoeken. Hij kwam in Akko aan, de stad waaruit de kruisvaarders nog niet door de moslims waren verdreven. Hij stapte vervolgens op een boot naar Damietta in Egypte, waar het kruisvaardersleger tegenover de strijdmacht van de moslims stond. Franciscus preekte voor de kruisvaarders en liep vervolgens onbevreesd door naar het kamp van de vijand.
Daar ontving sultan Malek al-Kamil de geestelijke met respect, aldus Jacques de Vitry, de bisschop van het kruisvaardersleger. Hij preekte opnieuw, maar zijn prediking had slechts tot gevolg dat de sultan beloofde de christelijke krijgsgevangenen beter te behandelen.
In het jaar 1220 duikt Franciscus weer op in Italië, om de problemen op te lossen die waren ontstaan doordat zijn plaatsvervangers de broeders zware taken oplegden. Wat er gebeurde tijdens de ontmoeting met de sultan en bij de terugkeer naar Italië is niet zeker. Volgens latere franciscaanse bronnen vroeg hij de sultan toestemming om de zogenoemde heilige plaatsen te bezoeken. Veel moderne wetenschappers zeggen dat dat onmogelijk was, omdat hij speciale permissie van de paus had moeten krijgen. Maar Franciscus was in elk geval in het Heilige Land geweest, en hij inspireerde hem na te volgen.
Toen Akko in mei 1291 in handen van het moslimleger viel, werden vele franciscanen gedood. De orde week uit naar Cyprus, van waaruit pogingen werden ondernomen om terug te keren.
Voor de franciscanen zou, als zwakke partij, het element van de dialoog met de moslims zeer belangrijk worden. Twee broeders kregen elk jaar toestemming om naar het Heilige Land te gaan. Langzaam maar zeker werden hun rechten onder de moslims uitgebreid. In 1333 kreeg Ruggero Gerini permissie het gebouw op de berg Sion over te nemen van de sultan van Egypte. In dit gebouw zou het laatste avondmaal zijn gehouden. In de buurt stichtte hij een klooster. In dezelfde tijd gaven de moslims hun toestemming diensten in de Heilige-Grafkerk te houden. In 1347 mochten ze zich in Bethlehem vestigen.
„Het belangrijkste is dat hier nog steeds franciscanen zijn”, zegt Michele Piccirillo, archeoloog en hoogleraar in de geschiedenis en de geografie van de Bijbel in het franciscaanse Klooster van de Geseling in Jeruzalem, waarin zich een academie voor bijbelse en archeologische studies bevindt. „We zien Franciscus als de bron. Hij was hier omdat Jezus hier was, om direct verbonden te zijn met de bronnen van het geloof.”
De geestelijken van de oosterse kerken zouden zorg dragen voor de Arabische christenen, maar de franciscanen zouden zich bezig gaan houden met de ontvangst en het rondleiden van pelgrims. Ze wisten in de loop van de eeuwen het beheer te krijgen over steeds meer heilige plaatsen. Na de val het Turkse Rijk in de Eerste Wereldoorlog kregen de fanciscanen de kans om op uitgebreide schaal de heilige plaatsen te herbouwen. Hun academische studie van het land van de Bijbel en de kerkgeschiedenis geniet tegenwoordig groot respect in wetenschappelijke kringen in Israël.
RD-correspondent Alfred Muller zocht in Israël naar sporen van mensen die in het verleden in het Heilige Land op bezoek zijn geweest of er hebben gewoond en gewerkt. Hij vond er zes. In drie weken tijd worden de lezers meegenomen naar plaatsen in Israël waar historische figuren hun sporen hebben nagelaten. Vandaag deel 5, donderdag deel 6.