Afrika als nieuwe fabriek van de wereld bedreiging voor vrouwen
Afrikaanse economieën lonken steeds meer naar goedkope productie in plaats van de vaak schadelijke winning van grondstoffen, omdat dit gezien wordt als gunstiger voor de ontwikkeling. Die verschuiving houdt echter risico’s in voor vrouwen en kan leiden tot crises in het gezinsleven.
Economen raden Afrikaanse landen aan om over te schakelen op goedkope productie. Die heeft bijvoorbeeld Hongkong, Singapore, Zuid-Korea en Taiwan naar industriële welvaart geleid. Die Oost-Aziatische economieën worden wel de Aziatische ”tijgers” genoemd, onder meer omdat ze tussen de jaren 1950 en 1990 groeicijfers van minstens 7 procent per jaar lieten zien.
Na de start van de 21e eeuw vertoonden verschillende belangrijke Afrikaanse economieën hoge groeipercentages door de winning van natuurlijke hulpbronnen. Delfstoffen als olie, aardgas en steenkool waren de belangrijkste exportproducten. Economen waarschuwen echter dat groei op basis van natuurlijke hulpbronnen kwetsbaar is door globale prijsschommelingen. Andere beperkingen van de delfstoffenwinning zijn de zwakke betekenis ervan voor de binnenlandse economieën, de geringe werkverschaffing, de belastingontwijking door betrokken multinationals en de gevolgen voor het klimaat.
Kans
Diezelfde economen vinden groei door goedkope productie van exportartikelen gunstiger voor de ontwikkeling van een land, onder andere omdat deze veel banen creëert. Daarom dringen economische waarnemers bij de Afrikaanse landen erop aan dat ze exportgerichte productie omarmen. Invloedrijke Afrikaanse leiders en deskundigen vatten deze oproep in een boek als volgt samen: „Het voorbeeld van Azië is relevant, nu Afrika te maken krijgt met bevolkingsgroei, die zowel tot een crisis als tot welvaart kan leiden. En nu Azië opnieuw transformeert, ditmaal van goedkope industrie naar hightech, ontstaat er een kans voor Afrika.”
Veel Afrikaanse landen gaven gehoor aan deze oproep. Ze zijn vooral gespecialiseerd in de productie van textiel, stoffen, voedingsmiddelen en dranken. Hiertoe behoren Kenia, dat voornamelijk textiel produceert voor verkoop aan de VS, en Zuid-Afrika, dat voornamelijk levensmiddelen exporteert. Andere landen zijn Botswana, Mauritius en Madagaskar.
Tussen 2005 en 2014 is de industriële productie op het Afrikaanse continent meer dan verdubbeld, van 73 miljard tot 157 miljard dollar. Dat was meer dan het wereldwijde gemiddelde. Maar de oproep om de Aziatische tijgers te evenaren, zou wel eens onverstandig kunnen zijn. Die heeft grote gevolgen voor mannen en vrouwen en kan leiden tot meer discriminatie, meer ongelijkheid en crises in het gezinsleven.
Vier lessen
De economieën van Afrika kunnen vier lessen leren van de vier Aziatische tijgers:
1. De tijgers hebben zwaar vertrouwd op de arbeid van vrouwen, omdat zij goedkoop, productief en gemakkelijk te controleren zijn. Uit onderzoek blijkt dat lage lonen, slechte arbeidsomstandigheden, frequente ontslagen en een gebrek aan arbeidsrechten en vakbondsbescherming voor vrouwen in de goedkope industrie sinds de jaren tachtig schering en inslag zijn in Azië. Rijkdom voor enkelen is ten koste gegaan van de velen die te weinig verdienen om een gezin te kunnen onderhouden, terwijl de arbeidsomstandigheden het gezinsleven ondermijnen.
2. Omdat Aziatische vrouwen het karige inkomen dat zij uit hun productiearbeid haalden, wilden aanvullen, gingen zij steeds meer deel uitmaken van de ”informele economie” (de wettelijke en onwettelijke economische activiteiten die niet in de officiële cijfers tot uitdrukking komen). In Afrika domineren vrouwen de informele economie inmiddels al. Daarbij horen onzekere inkomsten en gebrek aan toegang tot een sociaal vangnet. Bovendien dragen vrouwen de dubbele last van informeel werk en zorgtaken thuis. Ook lopen ze meer kans te worden geïntimideerd en misbruikt door anderen.
3. De Aziatische tijgers zijn erin geslaagd de armoede terug te dringen. De ongelijkheid is echter toegenomen. Hooggeschoolde werknemers zien hun inkomen stijgen, terwijl het inkomen van laaggeschoolde werknemers stagneert of daalt. Deze trend wordt onevenredig gevoeld door vrouwen. De loonkloof is zelfs zichtbaar in landen waar vrouwen een hoger opleidingsniveau hebben dan mannen, zoals Taiwan. De ongelijkheid in veel Afrikaanse landen zal waarschijnlijk ook toenemen.
4. De onmogelijkheid om betaald werk te combineren met onbetaald werk thuis heeft in Azië geleid tot crises in het gezinsleven. De huwelijksleeftijd stijgt, het vruchtbaarheidscijfer daalt en het aantal echtscheidingen neemt toe. Afrikaanse landen hebben doorgaans geen overheidssteun voor gezins- en gemeenschapszorg. Een soortgelijke crisis lijkt daarom onvermijdelijk in Afrika.
Niet kopiëren
De arbeidsintensieve en exportgedreven productie van Azië biedt een alternatief voor de milieuvervuilende en sociaal ontwrichtende exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Die productie komt de lokale economieën van Afrika ten goede, zij het in beperkte mate. Niet iedereen profiteert er in gelijke mate van. De algemene les van ‘Azië’ is daarom dat exportgerichte productie de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen vergroot. Daarom moeten Afrikaanse landen de Aziatische situatie niet kopiëren, maar ervan leren.
Afrikaanse analisten en beleidsmakers moeten eerlijke lonen en goede arbeidsomstandigheden voor alle werknemers bevorderen. Er moet verder meer worden geïnvesteerd in infrastructuur en sociale diensten. Ten slotte moet er beleid komen dat onbetaalde huishoudelijke arbeid ondersteunt en herverdeelt.
De auteur is hoogleraar internationale ontwikkeling. Bron: IPS/The Conversation.