VSNU pleit voor wetenschapsbelasting
Voorzitter Ed d’Hondt van de Vereniging van Samenwerkende Universiteiten (VSNU) vindt dat er wetenschapsbelasting moet komen. Het Nederlandse bedrijfsleven zou op die manier moeten meebetalen aan fundamenteel onderzoek van de universiteiten.
D’Hondt zei dit maandag bij de opening van de Jaarconferentie van de VSNU in Den Haag. De Nederlandse overheid heeft vorige maand tijdens een Europese top in Barcelona afgesproken om in 2010 3 procent van het Bruto Binnenlands Product (BBP) aan wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling uit te geven. De overheid zou daar eenderde, en de private sector tweederde van moeten betalen.
Op dit moment zitten de universiteiten op 70 procent van hun budget in 1985. „Nederland wil tot de wereldtop van de kennissamenlevingen behoren. Maar het mag niets extra kosten,” stelt hij. Nederland geeft nu minder dan 2 procent van het BBP uit aan onderzoek. Vergeleken met andere landen zijn de investeringen van ondernemingen en de overheid mager. Volgens D’Hondt kan een deel van de lastenverlichting die het kabinet vorig jaar aankondigde voor zijn plan gebruikt worden.
De voorzitter stelt dat de komende periode jaarlijks minstens 100 miljoen euro extra nodig is voor wetenschappelijk onderzoek, 90 miljoen voor onderwijsinnovatie en 150 miljoen om de nijpende huisvestingssituatie het hoofd te bieden. Dan zit Nederland in 2015 op het ambitieniveau van Barcelona, rekent hij voor.
Daarnaast houdt de voorzitter van de VSNU een pleidooi voor betere regelgeving van de overheid. Universiteiten willen meer publiek-private samenwerking, maar binnen de huidige regelgeving is dat maar beperkt mogelijk. „Als een ding hard nodig is, dan is het wel dat de overheid helderheid schept over de vraag tot waar de markt welkom is.”