Duitse ‘keizerlijke familie’ stopt claims na juridische strijd
De familie Hohenzollern, nakomelingen van de laatste Duitse keizer Wilhelm II (1859-1941), stopt na een jarenlange juridische strijd de pogingen kunstwerken uit de ‘keizerlijke’ erfenis terug te krijgen en schadevergoedingen te krijgen voor een aantal onroerende goederen. Het hoofd van het Huis van Hohenzollern, Georg Friedrich (prins) van Pruisen, heeft tegen Die Welt gezegd dat de zaak juridisch uitvechten nog wel minstens tien jaar kan duren.
Ondanks het feit dat het om zeer waardevolle zaken gaat, ziet de prins van Pruisen er geen brood meer in. Hij zei dat hij donderdag officieel bekendmaakt twee klachten tegen de deelstaten Brandenburg en Berlijn in te trekken. De Hohenzollern onderhandelen al sinds 2014 met Berlijn, Brandenburg en de federale overheid over de teruggave van met name het kasteel van Rheinsberg ten noordwesten van Berlijn, een landgoed in de gemeente Potsdam en enkele villa’s in dezelfde gemeente. Ook is er een zaak aangespannen om het interieur van twee kastelen terug te krijgen.
De familie baseert zich op de wetgeving die na de hereniging van Duitsland tot stand kwam ten aanzien van het teruggeven van particuliere eigendommen die in de voormalige DDR door de staat waren overgenomen. De Duitse overheden verzetten zich tegen de claims van de familie omdat ze geen vergoedingen zouden kunnen uitkeren, omdat een prominente voorvader van de familie, Wilhelm van Pruisen (1852-1951), zich schuldig heeft gemaakt aan het bevorderen van het nazi-regime.