Generaal Joegoslavië bereid tot overgave
Generaal Dragoljub Ojdanic, bevelhebber van het Joegoslavische leger ten tijde van de NAVO-campagne en door het Joegoslavië-tribunaal aangeklaagd wegens misdaden tegen de menselijkheid tijdens de oorlog in Kosovo, heeft zondag gezegd dat hij de nieuwe Joegoslavische uitleveringswet respecteert en zich waardig zal overgeven aan het tribunaal in Den Haag.
Tegen het dagblad Vesti zei Ojdanic dat hij, nu de uitleveringswet door het Joegoslavische parlement is aangenomen, de wettelijke plicht heeft zich aan het tribunaal over te geven. Hij is bereid aan deze plicht te voldoen, zoals hij ten tijde van de NAVO-luchtaanvallen op Joegoslavië zijn plicht heeft gedaan door zijn land te verdedigen, zei Ojdanic. „Ze kunnen me nu meteen arresteren. Maar dat is niet nodig, want ik ga er niet vandoor en ik verstop me ook niet.” Zodra ik door justitie in Joegoslavië of door het tribunaal zelf gelast word naar Den Haag te gaan, dan ga ik, aldus Ojdanic.
De generaal voegde daaraan toe dat hij al met een advocaat aan zijn verdediging voor het tribunaal werkt. „Ik heb altijd gehandeld volgens de Joegoslavische grondwet en de Geneefse Conventies”, zei hij tegen Vesti.
Kort nadat het parlement in Belgrado met de uitleveringswet had ingestemd, schoot een van de aangeklaagden, de Servische oud-minister van Binnenlandse Zaken Vlajko Stojiljkovic, zichzelf donderdagavond voor het parlementsgebouw een kogel door het hoofd. Hij lag sindsdien in een diep coma in het ziekenhuis en overleed zaterdag zonder uit zijn coma te zijn ontwaakt. In een afscheidsbrief verklaarde Stojiljkovic zijn daad. „Met deze daad druk ik als afgevaardigde van het federale parlement mijn protest uit tegen dit marionettenregime. Ik beschuldig het van de vernietiging van Joegoslavië met de hulp van onze grootste buitenlandse vijand (…), van meedogenloze schendingen van de grondwet en andere wetten van dit land, van de politiek van verraad en capitulatie, het ruïneren en verstikken van onze nationale waardigheid.”
Stojiljkovic wees als hoofdschuldigen de Servische premier Zoran Djindjic, de Joegoslavische president Vojislav Kostunica en andere leiders van de nieuwe regering aan. „De burgers van dit land en de patriotten weten hoe ze mij moeten wreken.” De ex-minister, die tijdens de Kosovo-oorlog verantwoordelijk was voor de politie, was door het tribunaal aangeklaagd wegens misdaden van zijn ondergeschikten in Kosovo.
De Joegoslavische president Kostunica wendde zich in een televisietoespraak tot de bevolking en noemde de zelfmoordpoging „een tragische gebeurtenis en een waarschuwing voor iedereen.” „Dit is ook een waarschuwing voor de internationale gemeenschap, die ons onder druk blijft zetten en voorwaarden blijft stellen”, zei de president, die zich voor de wetswijziging altijd tegen de uitlevering van verdachten heeft verzet. „Maar het tribunaal is een realiteit (…) Niemand kan ontsnappen aan de verantwoordelijkheid voor zijn daden.”
De Socialistische Partij van de Joegoslavische oud-president Slobodan Milosevic, tegen wie nu bij het tribunaal een proces gaande is, zei in een reactie op de dood van Stojiljkovic dat de voormalige politiechef in de herinnering van alle vaderlandslievenden in Joegoslavië zal voortleven als een held, die de dood verkoos boven zich te laten berechten door de vijanden tegen wie hij heeft gevochten.
De Verenigde Staten hadden de Joegoslavische autoriteiten tot eind maart de tijd gegeven om met het tribunaal mee te werken en verdachten over te dragen. Door de wet aan te nemen lijkt Joegoslavië zich te hebben verzekerd van de 120 miljoen dollar aan steun die Washington Belgrado in het vooruitzicht heeft gesteld. „Alle problemen die we hadden met het hof in Den Haag en de Amerikaanse regering zijn opgelost”, zei de Servische premier Djindjic.
Ondanks het ontbreken van een uitleveringswet zorgde Djindjic er vorig jaar voor dat oud-president Slobodan Milosevic, de belangrijkste verdachte van het tribunaal, wel werd overgedragen. Het was vooral president Kostunica die zich tegen samenwerking met het tribunaal verzette. Het Joegoslavië-tribunaal heeft overigens altijd betoogd dat van feitelijke uitlevering van verdachten geen sprake was, omdat Joegoslavië lid is van de Verenigde Naties en het tribunaal een VN-hof is.