Iran werkt achter de schermen aan nucleaire ambities
Terwijl de aandacht van de wereld op de oorlog in Oekraïne, de aardbeving in Turkije en Syrië en andere rampen is gericht, dreigen de Iraanse nucleaire ambities op de achtergrond te raken. Dat is bepaald niet terecht. Want deze week onthulde het Internationaal Atoomenergie Agentschap IAEA dat in de Islamitische Republiek uranium is aangetroffen dat tot 83,7 procent is verrijkt. Bijna genoeg om een atoombom te maken.
Dat Teheran zich allang niet meer aan de afspraken uit het atoomakkoord van 2015 houdt, behoeft nauwelijks betoog meer. In die overeenkomst was voorzien in de verrijking van uranium tot 3,67 procent. Genoeg voor medische en industriële doeleinden. Sinds de Verenigde Staten zich in 2018 uit de deal terugtrokken, heeft Iran de verrijking stelselmatig en openlijk opgeschroefd. Eerst tot 20 en later tot 60 procent.
Diverse persbureaus wisten onlangs al te melden dat Iran inmiddels de verrijkingspercentages nog veel verder heeft opgeschroefd. De VN-waakhond maakte deze week in zijn kwartaalrapport officieel bekend dat onderzoekers uraniumdeeltjes hebben aangetroffen in het nucleaire complex in Fordo die tot 83,7 procent waren opgewerkt. Voor het vervaardigen van kernwapens is uranium nodig dat tot ten minste 90 procent is verrijkt.
Daarmee is de zogenoemde break-outtijd –de periode die nodig is om genoeg materiaal beschikbaar te hebben om één atoombom te maken– van twaalf maanden naar ongeveer twaalf dagen teruggebracht, waarschuwen deskundigen. Zodra de machthebbers in Teheran het besluit daartoe nemen, kan die drempel dus worden overgegaan.
Dat wil niet zeggen dat Iran daarmee ook direct een nucleaire mogendheid is. Voor het vervaardigen van een operationele kernkop –en vooral het plaatsen daarvan op een raket of andere drager– is nog zeker één tot twee jaar extra nodig.
Dat neemt niet weg dat deze vondst eens te meer bewijst dat Iran zijn uranium niet alleen voor vreedzame doeleinden verrijkt. Want de opwerkingspercentages die Teheran inmiddels heeft bereikt kunnen weinig anders betekenen dan dat de Islamitische Republiek op zijn minst de mogelijkheid wil creëren om een atoombom te bouwen.
Nu de onderhandelingen over een hernieuwing van het atoomakkoord met Teheran al sinds vorig jaar juni stilliggen, groeit de vrees dat de Iraanse machthebbers vrijwel ongestoord hun nucleaire ambities verder kunnen verwezenlijken.
De vraag is wat de internationale gemeenschap –en vooral de Verenigde Staten en Israël– met deze nieuwe informatie gaat doen. Zowel Washington als Jeruzalem heeft bij herhaling duidelijk gemaakt dat Iran met het daadwerkelijk ontwikkelen van een kernwapen een absolute grens overschrijdt. Het lijkt erop dat Teheran die rode lijn inmiddels behoorlijk dicht is genaderd.