Kafka’s verlangen naar verlossing in een bizarre wereld
Leven in een bizarre wereld waarin alle zin en doel verdwijnt en de mens moest bukken voor een onzichtbare macht. Dat is de rode draad in het werk van de Joods-Duitse schrijver Franz Kafka. Zijn ”Verzameld proza” is opnieuw en in een schitterende vertaling uitgegeven.
Het werk van Kafka (1883-1924) roept wel vragen op bij een christen. Er is bij hem geen sprake van de God van genade tot Wie hij kan bidden, maar hij verlangt wel naar verlossing.
Kafka was als geassimileerde Jood nauwelijks op de hoogte van de Joodse tradities. Zijn vader had niets met de religieuze essentie van het Jodendom en dat bleek ook uit de opvoeding die hij zijn zoon gaf. Hermann Kafka was een nietsontziende zakenman die het zelfvertrouwen en het levensplezier van Franz totaal verwoestte. Door die bizarre opvoeding was Franz niet in staat om te trouwen en op die manier een goede verhouding met zijn vader te krijgen, schrijft hij in zijn uitvoerige ”Brief aan mijn vader”, die hij nooit heeft uitgegeven, maar die wel in ”Verzameld proza” is opgenomen. „Het huwelijk is beslist de waarborg voor iemands meest definitieve zelfbevrijding en onafhankelijkheid.”
Vanwege de moeizame relatie met zijn vader verbrak Franz Kafka twee keer zijn verloving met Felice Bauer. Hij verbond zich op het laatst van zijn leven wel aan Dora Diamant, die afkomstig was uit een arm orthodox-Joods gezin uit Polen.
Voor Kafka was het schrijverschap de essentie van zijn roeping. Het stelde hem ook in de gelegenheid om te ontsnappen aan zijn werk voor een verzekeringsmaatschappij. Het feit dat zijn vader onverschillig stond ten opzichte van de inhoud van het Jodendom zorgde ervoor dat hij innerlijk vervreemdde van de Joodse traditie.
Schuld
De ongrijpbaarheid van de macht en de nietigheid van het aan de bureaucratie onderworpen individu waren Kafka’s favoriete thema’s. De mens is in zijn ogen niet opgewassen tegen het onpersoonlijke, vertechniseerde leven en lijdt onder een nachtmerrieachtige, onheilspellende sfeer.
Nog dieper dan de afkeer van de verstikkende bureaucratie was Kafka’s gevoel van schuld en de daarmee samenhangende juridische procesvoering. Dat blijkt vooral uit de roman ”Het proces”, die Kafka in 1914/1915 schreef. Josef K. wordt in dit verhaal gearresteerd, maar de reden ervan kent hij niet. Hij meent dat er een vergissing in het spel is en probeert tevergeefs contact met de autoriteiten te krijgen om erachter te komen wat hij nu precies misdaan heeft en wie de rechters zijn. Iets vergelijkbaars overkomt landmeter K. uit ”Het slot”, die ook tevergeefs contact probeert te krijgen met zijn opdrachtgever in een mysterieus kasteel. Beide hoofdpersonen komen ellendig aan hun eind.
Al was Kafka wat geloof betreft ontworteld, het is onmogelijk om de religieuze dimensie in zijn werk te ontkennen. De hervormde theoloog K.H. Miskotte (1894-1976) verslond het werk van Kafka en was de eerste theoloog die hem in Nederland introduceerde. Hij schreef: „In de kunst van Kafka wordt de naam Gods niet eenmaal genóémd en toch is zij woord voor woord vol van vragen naar God, het twisten met God, vanwege het verre-zijn.” Hij duidde Kafka’s oeuvre theologisch. „Het gaat in deze geschriften over de aarde en haar geheim: over de schuld, over het gericht Gods en over de genade Gods.”
Miskotte, die sterk geboeid was door de Joodse godsdienst, zag in Kafka vooral een schrijvende Jood en las hem door een Joods-christelijke bril. Hij constateerde dat Kafka het type was van de moderne, godverlaten Jood, die vervuld was met „stille opstandigheid en vragend geduld” jegens de seculiere machten en dat hij leek op de armzalige Job uit het Oude Testament. Al had Kafka vrijwel niets met de Joodse cultuur, volgens Miskotte was hij naar ras en overlevering, maar ook naar „diepste zielestructuur” een Jood. „De God, de onbekende, is niet principieel onbekend, maar Zijn kennis is verloren gegaan. Er blijft die geheimzinnige betrokkenheid op het Gericht en daarom het voortdurend zoeken naar een verborgen schuld”, aldus Miskotte.
Hunkering
Het lezen van het omvangrijke en bizar geschreven proza van Kafka stemt niet bepaald vrolijk. Door de mysterieuze symboliek, de erg lange alinea’s (vaak hele pagina’s) en de hoofdpersonen die steeds maar ronddwalen in een labyrint en nooit de plaats van bestemming bereiken, is het ook lastig te lezen. De mensen in Kafka’s romans leven in een wereld vol angst en onzekerheid, op zoek naar wat hun vastheid geeft. Daarbij lukt het Kafka eigenlijk ook niet om het geloof in God los te laten. In ”Aformisme 50” schrijft hij: „De mens kan niet leven zonder een blijvend vertrouwen in iets onvernietigbaars in zichzelf, waarbij zowel het onvernietigbare als het vertrouwen altijd voor hem verborgen kan blijven. Een van de uitingsvormen van dat verborgen-blijven is het geloof in een persoonlijke God.”
Ingrijpend is de legende ”Voor de wet”. Een persoon staat voor een poort en vraagt toestemming van de poortwachter om via hem de wet te bereiken. Hij ziet in de verte het onweerstaanbare licht ervan schijnen. Maar het lukt hem niet om langs de poortwachter te komen. Hij probeert zelfs met behulp van de vlooien in zijn bontkraag de poortwachter over te halen – een bizarre inval. Vlak voor zijn levenseinde vraagt de wanhopige man aan de wachter hoe het komt dat iedereen ernaar streeft om de wet te bereiken, maar dat niemand anders dan híj de toegang ertoe heeft gevraagd. Dan volgen de historische woorden van de poortwachter: „Hier kon niemand anders toegelaten worden, want deze ingang was alleen voor jou bestemd. Ik ga hem nu dichtdoen.”
Kohlbrugge
Volgens de Joodse filosoof Martin Buber (1878-1965) verklaart deze legende de zin van het leven, de door God voorziene bestemming van de mens. Ieder mens voelt zich geroepen om die bestemming te bereiken. Nieuwtestamentische verklaarders ontwaren in deze legende de zoekende mens die nog leeft onder het Oude Testament. De gereformeerde theoloog Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) gaf een heel eigen kijk op de poortwachter: „Nu hebben wij volgens des Heeren Jezus Woord nog te denken aan een vriendelijke deurwachter, die, als u aanklopt, van harte bereidwillig is om de poort voor u open te doen.”
Het is de tragiek van Kafka geweest dat hij zijn leven lang de christelijke traditie negeerde waarin het trieste beeld van een hemelpoort waarvoor de enkeling voor niets staat te wachten werd gecorrigeerd.
Boekgegevens
”Verzameld proza”, Franz Kafka, vertaling Willem van Toorn; uitg. Athenaeum-Polak & Van Gennep; 1128 blz.; € 49,99