Provincie is kritiek Kamer op ruimtelijk beleid beu
De Tweede Kamer kruist maandag de degens met het kabinet over de Nota Ruimte en daarmee over de toekomstige inrichting van Nederland. In een eerste hoofdlijnendebat toonden veel fracties in juni hun zorgen over de ruime bevoegdheden die het kabinet ziet weggelegd voor de provincies. Menig verantwoordelijk provinciebestuurder is minder bezorgd.
Motto van de nota is ”Centraal wat moet, decentraal wat kan”. Daarmee krijgen lagere overheden het heft veel meer dan voorheen in handen. De linkse oppositie vreest dat bouwzuchtige gemeenten en projectontwikkelaars zullen toeslaan in het nog open landschap zoals bijvoorbeeld het Groene Hart in Zuid-Holland.
Ook voorstanders van decentralisatie vinden echter dat het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, onder VVD-minister Dekker, de ruimtelijke taken niet zomaar over de schutting moet gooien. Provincie en gemeente moeten de juiste instrumenten krijgen, maar Den Haag moet op zijn beurt grenzen stellen aan wat wel kan en wat niet, en zo nodig bestuurders kunnen terugfluiten.
Die boodschap is slecht gevallen in de provincie. Brabants CDA-gedeputeerde P. Rüpp (ruimtelijke ontwikkeling) rept over de „enorme koudwatervrees” in de Kamer. „Is het door centralisering zo veel beter geworden?” klinkt het snerend.
Hij ziet trouwens ook geen geweldige veranderingen met wat al praktijk is. De provincie heeft al een regierol bij het toetsen van bestemmingsplannen van de gemeente aan ruimtelijke streekplannen. Niet dat hij de gemeente voor de voeten wil lopen en in detail voorschrijven wat wel of niet kan. „Geneuzel” over de goothoogte „of dat ergens vier of acht woningen komen te staan” werkt volgens hem vertragend en frustrerend voor de bouwopgave.
Nog feller is de reactie op kritiek dat provincies niet geschikt zijn voor hun taak. De kersverse Noord-Hollandse gedeputeerde ruimtelijke ordening, A. Hooijmaijers, (VVD) vindt het onbegrijpelijk dat de Kamer twijfel heeft. Het lijkt wel of we niet slim genoeg zijn om zelf taken uit te voeren, stelt hij. „We zijn volwassen genoeg. Dat hebben we jarenlang bewezen.”
De Kamer moet volgens hem consequent zijn. Verkeer en vervoer zijn al gedecentraliseerde beleidsterreinen. „Ruimtelijke ordening heeft daar toch nauw mee te maken.” De rijksoverheid zou wel middelen beschikbaar moeten stellen. „Nu wordt alleen maar gekort.”
Volgens collega Calon (PvdA) uit Groningen kunnen provincies „als geen ander” inschatten waar wel en niet gebouwd moet worden. Hij noemt het voorbeeld van de Blauwe Stad bij Winschoten en de geplande nieuwe wijk Meerstad bij Groningen waar binnen twintig jaar circa 25.000 mensen moeten komen te wonen.
Volgens gedeputeerde T. Rietkerk (CDA) van Overijssel kun je in de regio sneller en gemakkelijker functies aan elkaar koppelen. Op de departementen is volgens hem verkokering troef. Aparte aanbestedingen met ellenlange procedures zijn het gevolg. „Daar word je gek van.”
Wel is er een omslag in het denken nodig, die al een tijdje terug is ingezet, betoogt Rietkerk. Voorheen toetste de provincie vanuit de ivoren toren in Zwolle. De provincie is nu een partner van gemeenten en instellingen. Ook Rüpp roemt zulk overleg dat bij hem in Noord-Brabant gangbaar is.
In de ogen van de Zuid-Hollandse gedeputeerde J. van Dijk (CDA) kan de provincie alleen haar werk goed doen als het Rijk zich dan ook niet bemoeit met de gedetailleerde uitwerking van het beleid. Zijn woordvoerder noemt vliegveld Valkenburg als voorbeeld. Als de provincie daarover mag beslissen, moet het Rijk zich daar verder buiten houden en niet de toekomst van het vliegkamp toch willen bepalen.
En mocht het fout dreigen te lopen, dan kan Den Haag nog bezwaar aantekenen en kan het ruimtelijke bevoegdheden terughalen, aldus Rüpp. „Die noodgrepen zitten in de Wet ruimtelijke ordening. Er zijn zo veel „checks en balances” (controles en uitbalanceringen) dat ik me geen zorgen maak.”