Verstilling en vervuiling: vissen naar afval in Myanmar
Het kind, in een witte fleecetrui met gekleurde stippen, voelt aan de wangen van moeder. Er zit huidbalsem op, thanaka. Goed tegen de zon. Die komt net op. Ochtendnevel hangt boven de kreek. Wit licht valt op het wateroppervlak.
De vrouw peddelt. Het vlot, van piepschuim, glijdt langs waterplanten en drijvend plastic afval. De jongen vooraan heeft al heel wat rommel opgevist. Ze hebben er een dagtaak aan, deze inwoners van Myanmar.
Het licht raakt de dingen aan. De peddels, de manden, de hoedjes, de oevers, de bomen. Vogels zingen. Het water kabbelt, in het ritme van de schepping. Maar het is niet meer als in die morgen, toen de wereld begon.
Het ritme is verstoord. De mens heeft de wereld veranderd. Met machines maakt hij gebruiksvoorwerpen, wegwerpartikelen, producten zonder geschiedenis of bestemming. Ze worden snel verbruikt en vervuilen de schepping, tot de Noordpool aan toe. De elementen raken vergiftigd, tot de schepping de mens niet langer verdraagt.
De Myanmarezen op hun vlotjes van piepschuim zijn hier uit bittere noodzaak. Met het recyclen van afval kunnen ze nog iets verdienen, zolang ander werk op zich laat wachten. Intussen verdrijft de zon de nevel. Elke morgen nieuw.