Meditatie: God zorgt wel
Psalm 37:25
„Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden, maar heb niet gezien de rechtvaardige verlaten, noch zijn zaad zoekende brood.”
Eén zieke tand kan de heerlijkheid en blijdschap van duizenden gewenste dingen, die je nog geniet, bederven. En wie is er zo gelukkig in de wereld dat hem niets ontbreekt? Zo is het ook zeker en gewis dat niet de veelheid van aards bezit het ware genoegen en het rustige leven veroorzaakt. De ervaring leert toch zeer duidelijk dat én bij hen die in deze wereld aanzienlijke goederen en ambten bezitten, én bij hen die bijna gebrek aan alles lijden, toch nu eens vreugde, dan weer droefenis te vinden is. Nu eens gaat het hun zus, dan weer zo. En dat alles overkomt hun zo, niet naar dat ze veel of weinig in de wereld hebben, maar naar gelang hun gemoed gesteld is. Dat wil zeggen: naar gelang er iets bitters of iets zoets door een onzichtbare hand en geheimzinnige kracht gedruppeld wordt in de dingen die ze hebben.
En verder is het ook waar dat de gewoonte alle uiterlijke verschillen tussen groten en kleinen geheel gelijkmaakt. Voor iemand die gewend is lekker te eten, mooi en warm gekleed te gaan en door iedereen geëerd te worden, smaakt een vette kluif of bevalt sierlijke kleding of de beleefdheidsbetuigingen van velen niet beter dan aan een eenvoudige man het genot van kaas en brood, grove kledij en de vriendelijkheid die hij bij zijn eigen huisgenoten vindt.
Willem Teellinck, predikant te Middelburg
(”Soliloquium”, 1628)