Kritisch omgaan met kritiek die je geeft en die je ontvangt
Goed kritiek geven is een kunst. Op een positieve manier kritiek ontvangen niet minder. Maar zowel het een als het ander valt te leren. Al zal het de ene persoon altijd beter afgaan dan de ander. Kritiek en karakter hebben namelijk veel met elkaar te maken.
Het voelde als een warm bad. Voor de feestdagen kreeg ik een kerstkaart van een blije lezer. Als ze op een bepaalde zaterdag een column van mij in het RDMagazine zou staan en ze hoorde de krant door de brievenbus glijden dan liet ze alles uit haar handen vallen om direct te kunnen gaan lezen.
Ik voelde me natuurlijk ongelooflijk vereerd. Gelukkig zijn er ook negatieve reacties op m’n schrijfsels, dus het gevaar om buiten m’n schoenen te gaan lopen, is vooralsnog niet al te groot.
Maar ik draai er niet omheen: het voelde uitermate prettig om zo’n hartelijke reactie te krijgen. Een compliment gaat er nu eenmaal altijd makkelijker in dan kritiek. Ik denk oprecht dat niemand zonder complimentjes kan functioneren. Iedereen heeft het soms nodig om onverholen bewondering toegeschoven te krijgen. Coaches die roepen dat je alleen maar kunt groeien van flinke, zo hard mogelijke kritiek, laat ik graag roepen.
Ze noemen het opbouwend, maar voor de bekritiseerde voelt het meestal aan als vernietigend. Dat soort coaches hebben ongelijk, welke titels ze ook voor hun naam hebben staan. Wie nooit waardering of bevestiging krijgt, verdroogt. Of verdrinkt, het is maar net hoe je het bekijkt. Of, zoals een vriend me ooit zei over zijn hond: „Als je alleen maar boos tegen hem schreeuwt, wordt hij vals.” Ik vrees dat het met een mens niet veel anders is.
Ondertussen blijf ik roepen dat kritiek nodig en goed is. En ook dat meen ik. Maar als je dan kritiek krijgt, tsja,dan is het soms toch even slikken. Tegelijk is mijn ervaring dat ik door de meeste opmerkingen over m’n schrijfsels echt geholpen werd. Ze brachten me verder en maakten een artikel beter. Waarom doet kritiek van de een pijn, of geeft het in ieder geval ongemak, en heb je het gevoel te groeien bij kritiek van de ander?
Opbouwend
Als je iets ouder bent en al wat langer meedraait in een bepaald vakgebied, zie je soms patronen in die reacties bij jezelf. Kritiek die binnenkomt en die ook door jezelf als opbouwend wordt ervaren, moet namelijk voldoen aan een paar voorwaarden.
De eerste is dat er een duidelijk verschil is tussen kritiek op jou als persoon en kritiek op het werk dat je doet. Tegen het eerste kun je niets ondernemen. Het is altijd afbrekend en negatief en je kunt er niets mee. Vanwege de simpele reden dat je jezelf niet kunt veranderen door een paar zinnen te schrappen of een woordje toe te voegen. Om karakters en patronen bij je zelf te veranderen, is immers jarenlange oefening nodig.
Vertrouwensband
Wil kritiek een kans maken om heilzaam te zijn dan is er een tweede voorwaarde: dat er met de persoon die de kritiek levert een vertrouwensband is. Dat klinkt wat zweverig en het is natuurlijk altijd de vraag of zoiets voor iedereen geldt. Maar ik heb ontdekt dat het voor mij van groot belang is. Ik ben gezegend met tal van vrienden en collega’s die vertrouwen in me hebben en het daarom van belang vinden dat ik niet tevreden ben met slecht werk. Ze hebben me er niet voor over, om het nog wat emotioneler te zeggen.
Ik weet dat ze vinden dat ik op schrijfgebied bij tijden best wel iets kan. Het gaat erom dat er een basis is als ze iets negatiefs zeggen over m’n werk of gedrag. En die basis is een soort oervertrouwen waardoor ik weet dat wat ze ook zeggen het nooit bedoeld is om mij als persoon te kleineren. Juist daarom kan over de rest álles gezegd worden.
Vragenderwijs
Goede kritiek wordt in de derde plaats niet zelden ook vragenderwijs gedeeld. Zo van: „Zou je die alinea niet inkorten?” Of: „Verwoordt die zin wel wat je eigenlijk zeggen wilt? Of –erger–: „Kan het zijn dat ik niet echt een rode draad in je artikel zie?” Of –niet minder erg–: „Had je soms haast bij het schrijven?”
Zo zou ik nog tal van opmerkingen kunnen noemen die niet zelden de spijker op de kop slaan. Want, nog zo’n kenmerk van een goede criticus: hij kent je. Weet waar je sterk in bent, maar ziet ook de valkuilen waar je zomaar in kunt vallen. Omdat je er al vaker in gevallen bent. Hij of zij weet ook dat je méér bent dan die valkuilen en dat je kernkwaliteiten de valkuilen kunnen dempen.
Meestal beantwoord ik zulke gestelde, kritische vragen in mezelf eerst met „nee”. Dat is een soort afweermechanisme. Of noem het een verdedigingswal waardoor de kritiek niet te hard binnenkomt. Iedereen heeft eigen mechanismes om ervoor te zorgen dat de kritische golf je niet van je voeten slaat, zodat je erin onder gaat. Je leert door ervaring er zo mee om te gaan dat de kritische golven je niet meer van je voeten slaan maar je optillen zodat ze je op een hoger plan brengen.
Natúúrlijk is er een duidelijke rode draad in m’n artikel. En hoe kunnen ze nu denken dat ik een haastklus aflever? Kom nou, zeg. Wat denken ze wel? Maar het duurt nooit lang of ik geef toe dat ze precies de vinger op de zere plek leggen. Ik had eigenlijk te weinig tijd voor dat artikel. Of: de klus is eigenlijk te hoog gegrepen voor me, ik had me niet genoeg ingelezen, had bij een interview niet ver genoeg doorgevraagd. Allemaal niet erg, als je het maar zien wilt. En niet bang bent om je werk om te gooien, bij te schaven, zinnen te schrappen en soms zelfs helemaal opnieuw te beginnen.
Geldt het zo omgaan met kritiek alleen voor schrijvers? Dat lijkt me niet. Ook een werknemer in de bouw heeft niets aan kritiek van een voorman die zijn collega eigenlijk niet mag en daarom zijn werk probeert af te branden. En een professor op de universiteit of een arts in het ziekenhuis evenmin. Al hebben fouten gemaakt door de laatste categorie werknemers niet zelden gruwelijke consequenties. Het is niet voor niets dat een arts beter betaald wordt dan een redacteur.
Kritiek geven
Kritiek ontvangen is één ding, goede kritiek geven is weer heel wat anders. En zeker niet minder moeilijk. Want hoe doe je dat op zo’n manier dat het onderwerp van kritiek er wat aan heeft en er door groeien kan? Zelf vind ik het vaak niet moeilijk om iemand die er doorheen zit op te plussen. Het is dankbaar werk om een beginnende collega die het best lastig vindt om z’n draai te vinden, te wijzen op de goede dingen in zijn gedrag of werk. Dat is trouwens niet zelden noodzakelijk, ook om duidelijk te maken dat er een basis van vertrouwen is. Maar daar kan het meestal niet bij blijven.
Veel lastiger vind ik het dan om duidelijk te zijn over negatieve dingen die echt veranderen moeten. Niet zelden denk ik dan terug aan m’n eigen beginjaren. Toen zelfvertrouwen in mijn binnenste met een lantaarntje gezocht moest worden en onzekerheid de rode draad in m’n leven was.
Hoe zeg je de goede dingen zodat de bekritiseerde persoon er echt mee aan de gang kan gaan? En hoe kies je je woorden zo dat hij of zij niet ten onder gaat in de kritiek? Met alleen maar complimenteren schiet iemand zelden iets op. Hoe nodig een compliment ook is, van tijd tot tijd. Maar hoe verpak je het zo dat de bekritiseerde niet afgebroken en moedeloos wordt, maar juist enthousiast omdat er aan de kritiek handvatten zitten waarmee hij wat kan?
Ook hier gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ik in dat kritische kritiek leveren niet al te goed ben. Ook dat zal met karakter te maken hebben. Want echt kritisch zijn, vergt een bepaalde mate van zelfvertrouwen. Of, beter gezegd: een bepaalde mate van zelfverloochening. Je moet niet bang zijn dat je opmerkingen ertoe kunnen leiden dat de bekritiseerde je eventjes niet meer zo aardig vindt. En je moet er ook van overtuigd zijn dat de kritiek nodig is om iemand naar een hoger plan te tillen. Of om duidelijk te maken dat hij of zij niet gelukkig gaat worden in dit of dat vak.
Dat geldt natuurlijk in ultieme mate voor een zogenaamd exitgesprek. Ontsla je iemand omdat je hem of haar niet mag, of omdat je weet dat hij niet in het bedrijf past en dat de betrokken persoon uiteindelijk niet tot z’n bestemming zal komen als hij op z’n huidige post blijft? Oftewel: wat is je intentie?
Eigen ego
En zo is de cirkel weer rond. Zowel bij het kritiek ontvangen als bij het kritiek geven draait het, als het goed is, niet om je eigen ego. Vertrouwen is een vereiste, een basis die nodig is voor het elkaar verder willen helpen. Kritiek heeft als ultieme doel dat je de ander verder wilt brengen. En een basisvoorwaarde om het goed te kunnen ontvangen, is dat je weet dat de ander jou wil helpen om verder te komen.
Een goede criticus is eigenlijk een coach. Iemand die als doel heeft jouw potentie –je skills zoals het tegenwoordig met een afschuwelijk woord genoemd wordt– nog meer in het licht te zetten. En kritiek die je zelf geeft, moet hetzelfde doel hebben bij de ander.
En vergeet tussendoor niet om op het juiste moment een complimentje te geven. Als een smakelijk toefje slagroom op een voedzaam dessert of als het lekkere hapje waarin je een noodzakelijk medicijn verstopt voor een tegenstribbelend kind.