Buschauffeur verdient meer waardering, maar staken is niet het juiste middel
Duizenden buschauffeurs in het streekvervoer leggen deze week in grote delen van het land het werk neer, uit protest tegen het uitblijven van een nieuwe cao.
Ze zijn niet de enigen. Machinisten van regionale treinvervoerders staken ook mee, evenals vuilnisophalers in diverse steden. Later deze maand zijn nieuwe stakingen gepland door vuilophalers, boa’s en andere gemeenteambtenaren. In Utrecht stapelde het afval zich vorige week op in de straten, nadat stadsreinigers hun werk onderbraken en ook de chauffeurs lieten hun bus al eerder in de remise staan.
Vakbonden strijden dus op verschillende fronten namens hun leden voor een betere cao. De lonen stijgen onvoldoende mee met de inflatie en een toegenomen werkdruk leidt tot veel ziekteverzuim, stellen ze. De buschauffeurs eisen daarom een loonsverhoging van 17 procent. De werkgevers willen niet verder gaan dan 8 procent. Te weinig om de bonden tevreden te stellen. Zij legden de onderhandelingen stil en haalden het stakingswapen van stal.
Vijf dagen lang rijden er minder bussen en treinen. Hoewel de staking tijdig werd aangekondigd, leidt het uitvallen van openbaar vervoer tot forse overlast voor onder meer forenzen en studenten. Dat is om meer dan een reden niet te verkopen.
Staken conflicteert met de Bijbelse visie op gezag. Los daarvan maakt het nogal uit welke sector naar dit middel grijpt. De gevolgen van een staking in –pak hem beet– de metaalsector zijn voor de meeste mensen toch minder voelbaar dan stakingen bij vitale onderdelen als het openbaar vervoer of vuilophaaldiensten. De vakbonden zouden zich er rekenschap van moeten geven dat ze met hun acties vooral mensen treffen die part noch deel hebben aan het stuklopen van de salarisonderhandelingen.
Bovendien roepen de hoge looneisen vragen op. Zeker, werknemers met een minimaal salaris ervaren de gevolgen van de inflatie aan den lijve. Tegelijkertijd is duidelijk dat de hoge inzet ook is aangemoedigd door successen bij onderhandelingen in andere sectoren. Dan mag de vraag worden gesteld hoe reëel de gewenste verhoging is.
Daarmee is niet alles gezegd. Zowel voor buschauffeurs als vuilnisophalers geldt dat ze een essentieel beroep uitoefenen. De samenleving is in bepaalde mate afhankelijk van hun dienstverlening. Bij verstoring daarvan hebben in elk geval veel mensen daar last van. Toch verdienen chauffeurs geen topsalaris, terwijl ze een zwaar beroep hebben. Ze moeten een hele week alert achter het stuur zitten, in een stressvolle werkomgeving. Om maar niet te spreken van de vuilnisophalers, die over het algemeen slecht betaald worden en weinig aanzien genieten.
Beide beroepsgroepen verdienen meer waardering. Dat mag uitgedrukt worden in een beter salaris, maar stakingen zijn daartoe niet het geëigende middel. Zorgvuldige onderhandelingen wel.