„Laat al de heidenen samen vergaderd worden, en laat de volken verzameld worden; wie onder hen zal dit verkondigen? Of laat hen ons doen horen de vorige dingen, laat hen hun getuigen voortbrengen, opdat zij gerechtvaardigd worden, en men het hore en zegge: Het is de waarheid.”
Laten we niet, nu we door de oudsten vermaand worden, net doen of we geloven en opmerkzaam zijn. Ook wanneer we thuis zijn moeten we de geboden des Heeren in herinnering houden en ons niet door wereldse begeerten in verkeerde richting laten voeren. We moeten vaker bijeenkomen en proberen in de geboden des Heeren verder te komen, opdat we allen met dezelfde opvattingen verzameld zijn tot het leven. Want de Heere sprak: „Ik kom om alle volken, stammen en tongen samen te brengen.” Dit zegt Hij over de dag waarop Hij verschijnt, wanneer Hij ons zal komen bevrijden, ieder naar zijn werken. En de ongelovigen zullen Zijn luister en kracht zien. Ze zullen vreemd kijken als ze het Koninkrijk des Heeren met Jezus zien, en zeggen: „Wee ons, omdat Gij het waart, dat wij het niet wisten, niet geloofden en niet gehoorzaam waren aan de oudsten die ons over ons heil vertelden.” En hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet geblust worden. En ze zullen tot een schouwspel zijn voor alle mensen.

Hij bedoelt daarmee de dag van het oordeel, wanneer men hen zal zien die onder ons goddeloos waren en met de geboden van Jezus Christus vals spel speelden. En wij willen behoren bij hen die dankzeggen, dus bij hen die God hebben gediend en niet bij hen die veroordeeld worden, de goddelozen.

Clemens,
kerkvader in Alexandrië

(”Tweede brief aan de Korintiërs”, 2e eeuw)