Nederlander in drie jaar tijd banger geworden voor natuurrampen
Nederlanders zijn nu banger om door een natuurramp getroffen te worden dan in 2020. Het gaat vooral over dijkdoorbraken, overstromingen vanuit zee en droogte. Dat meldt het Hoogwaterbeschermingsprogramma op basis van een onderzoek van onderzoeksbureau Kantar. Het Hoogwaterbeschermingsprogramma is een alliantie van Rijkswaterstaat en de 21 waterschappen.
In 2020 was bijna veertig procent van de Nederlanders bang voor droogte, tegenover 42 procent drie jaar later. Een kwart van de Nederlanders dacht drie jaar geleden door een dijkdoorbraak of een overstroming vanuit zee getroffen te kunnen worden en nu geldt dit voor respectievelijk 36 procent en 31 procent. Nederlanders in het westen maken zich meer zorgen dan landgenoten uit het oosten en zuiden.
Ondanks de angst, onderschatten Nederlanders volgens Rijkswaterstaat het gevaar. Rijkswaterstaat meldt dat de gemiddelde Nederlander denkt dat 47 procent van Nederland kwetsbaar is voor overstromingen, terwijl dit in werkelijkheid 60 procent is. Dit betekent dat meer dan de helft van Nederland zonder dijken en duinen regelmatig onder water zou lopen.
Het overgrote deel van Nederland vindt dat er maatregelen moeten komen om hoogwater tegen te gaan. Een belangrijk keerpunt hiervoor waren volgens Rijkswaterstaat de overstromingen in Limburg in 2021. Hierdoor besefte twee derde van Nederland hoe gevaarlijk hoogwater kan zijn voor Nederland.
Op de lange termijn bestaan er grote zorgen, zo denkt nu ruim de helft van de Nederlanders dat ons land over honderd jaar niet meer hetzelfde is qua leefbaarheid, tegenover 43 procent drie jaar geleden. Bijna een derde verwacht zelfs dat Nederland dan onbewoonbaar is, in 2020 dacht zo’n tien procent er zo over.