Meditatie: De Kerk
Mattheüs 21:13
„En Hij zei tot hen: Er is geschreven: Mijn huis zal een huis des gebeds genaamd worden; maar gij hebt het tot een moordenaarskuil gemaakt.” Als we de wil van God, onze Vader, doen, zullen we behoren bij de eerste Kerk, de geestelijke, die vóór de zon en de maan geschapen is. Indien we de wil van de Vader niet doen, zullen we zijn, zoals de Schrift zegt: „Mijn huis werd een rovershol.” Daarom verkiezen we te behoren tot de Kerk die leeft, opdat we gered worden.
Ik meen niet dat u onkundig bent van het feit dat de levende Kerk het lichaam van Christus is. De Schrift zegt immers: „God heeft de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt.” Het mannelijke is Christus, het vrouwelijke de Kerk. Bovendien zeggen de boeken en de apostelen dat de Kerk niet van nu is, maar van Boven. Want ze was geestelijk, zoals onze Jezus geestelijk was. Maar Hij verscheen aan het eind der tijden, opdat Hij ons zou redden. De geestelijke Kerk verscheen in het vlees van Christus, waarmee voor ons duidelijk werd dat indien iemand van ons haar in het vlees bewaarde en niet bevlekte, hij haar in de Heilige Geest ontvangen zou. Niemand die het tegenbeeld bevlekt, zal het ware ontvangen. Dit betekent: „Bewaart het vlees, opdat u de Geest moge ontvangen.” Indien we zeggen dat het vlees de Kerk is en de Geest Christus, dan heeft hij die een misdaad aan het vlees begaat dat ook gedaan aan de Kerk.
Clemens, kerkvader in Alexandrië
(”Tweede brief aan de Korintiërs”, 2e eeuw)