Santos werd in november verkozen voor een district in de staat New York, maar kwam daarna door een reeks onthullingen onder druk te staan. Hij bleek te hebben gelogen over zijn opleiding, zijn werkervaring en zijn familiegeschiedenis. Zo beweerde hij dat hij Joods was en dat zijn grootouders de Holocaust hadden overleefd. Dat bleek niet te kloppen, net als de bewering dat hij bij de bank Goldman Sachs zou hebben gewerkt. Santos bood zijn excuses aan, maar verdedigde zich ook door te zeggen dat hij enkel de waarheid iets aangedikt had en dat hij geen crimineel is.

Eerder dienden twee leden van het Huis van Afgevaardigden een klacht in bij de ethische commissie van het Huis over Santos. Hij zou volgens een federale waakhond de regels voor campagnegelden hebben overtreden door bepaalde fondsen te verbergen en donaties te gebruiken om de huur van zijn woning te betalen. Een Republikeinse fractiegenoot van Santos zei toen dat er „natuurlijk zorgen waren over wat we hebben gehoord”.