Raad voor de Kinderbescherming: regel opgelegde zorg anders
De hulp die gestrafte jongeren door rechters opgelegd krijgen wordt veelal niet goed of pas laat gegeven, zo bevestigt de Raad voor de Kinderbescherming een artikel van NU.nl. In het stelsel zijn problemen. „We laten ze eigenlijk in de kou staan.”
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert in strafzaken met minderjarigen wat het beste traject is. „Elke jongere is anders”, legt een woordvoerder uit. Zo wordt gekeken naar welke positieve dingen versterkt kunnen worden en welke risicofactoren er zijn. „Speelt er bijvoorbeeld een verslaving, of heeft de jongere een stoornis?”
Het probleem volgens de Raad voor de Kinderbescherming is echter dat de gemeenten de door de rechter opgelegde hulp, de zogeheten forensische zorg, moeten regelen. Dat is zo sinds de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015. „Maar gemeenten moeten dit uit hetzelfde potje als bijvoorbeeld dyslexietraining en andere jeugdzorg financieren.”
Dat zorgt er bijvoorbeeld voor dat één minderjarige 40 procent van het gehele budget van een kleine gemeente kan opslokken. „Dat is niet realistisch.” Volgens de Raad voor de Kinderbescherming kan een jongere uit een grotere gemeente met meer budget in de praktijk dus andere zorg krijgen dan een jongere uit een kleine gemeente. „En dat is rechtsongelijkheid.”
Een oplossing zou zijn om de forensische zorg voor minderjarigen landelijk in te kopen, zoals dat bij volwassenen geregeld is. „We kunnen na acht jaar vaststellen dat het geen succes is. De gedachte is logisch, het regelen van zorg dichter bij de jongeren. Maar in dit geval pakt het slecht uit.”