En nu is Lützerath leeggeveegd
Het is weg. Lützerath is verdwenen.
Bij een voormalig gehucht op Duiveland staat een bordje: ”Hier was eens Capelle”. Herinnering aan een buurtschap die tijdens de watersnood in 1953 grotendeels werd weggevaagd en van de overheid niet mocht worden herbouwd. Dat dreef de gemeenschap uiteen, letterlijk. Maar het weggetje ligt er nog, er staan nog een paar huizen en er is een begraafplaats met een monument voor de inwoners die omkwamen in de wilde watervloed. En dat herinnert allemaal aan vroeger.
Maar Lützerath is helemaal weg. Zoals al veel meer Duitse dorpjes verslonden zijn door het hapgrage monster dat bruinkoolindustrie heet. Zoiets als bergdorpjes die letterlijk ten onder gaan als hun dal tot stuwmeer wordt verheven. Het dorp verzinkt; de kerktoren is het laatste dat de ogen droog houdt. De mensen moeten weg; ze mogen hun herinneringen meenemen, hun weemoed ook. De omgeving waar ze groot werden, verdwijnt voorgoed.
Nu is dat niet waar de demonstranten zich om bekommerden die door de politie in Lützerath uit hun boomhutten werden geplukt. Zij hadden het over het klimaat, en zo. Maar Lützerathers weten: wat weg is, komt nooit weerom.