Een filosoof op het strand
Een filosoof-dichter tegenkomen op het strand, en ook nog eens te midden van vissershutjes die door de tsunami tot schroot zijn geslagen, dat maak je alleen in India mee. Dat is immers het land met die wonderlijke mengelingen van armoede en rijkdom, van intellectuelen en rioolscheppers, van beschaving en barbaars heidendom.
En daarom is een filosoof op het strand voor Indiase begrippen géén bijzonderheid. Saswot Sourav (39) komt uit Mahabalipuram, een stad aan de oostkust van de Zuid-Indiase deelstaat Tamil Nadu en erg in trek bij westerse toeristen vanwege de vele hindoetempels.
Nu ligt dat even anders. Want India heeft zeker 10.000 doden te betreuren. De meeste slachtoffers vielen aan de zuidoostkust van de deelstaten Tamil Nadu en Andhra Pradesh. Toch is die plaatsbepaling niet precies genoeg. Want het leed in Zuid-India is nogal ongelijk verdeeld. Zo waren er in Chennai, zoals Madras sinds 1997 officieel heet, slechts 150 doden te betreuren. Wat heet ”slechts”? Het merendeel van de doden waren kinderen. Verder zuidelijker langs de kust was enkel sprake van materiële schade. En opnieuw: wat heet ”enkel”? Door te rennen voor hun leven hebben de bewoners daar een andere hoge prijs betaald: niets van hun bezittingen is gespaard gebleven.
Maar verder zuidelijk, op zo’n 400 kilometer van Chennai, liggen plaatsen als Nagapattinam, Tranquebar, Karaikal (het vroegere Pondicherry) en Velanganni. Hier beukten de tsunami-golven keihard in op de bevolking en vielen vele duizenden doden.
Op onze lange tocht richting deze steden, houden we halt bij een verzameling palen met tentzeil eroverheen. De vijftig vissersfamilies die hier zijn neergestreken hebben hun standplaats optimistisch ”Nieuw Nemmelikuppam”, genoemd, valt te lezen op een groot stuk papier. Het is een van de vissersgemeenschappen waar het Hindoestan Bible Institute (HBI) uit Chennai noodhulp verleent.
Het oorspronkelijke dorp van de vissers, Nemmelikuppam, ligt een eind verderop, bijna tegen de branding van de zee aan. Nu is het niet méér dan een verzameling in elkaar gezakte bladerhutten, waar hier en daar -als waren het kaasprikkers- de wrakken van vissersbootjes uit omhoog steken.
Tussen deze rommel is filosoof-dichter Sourav neergestreken - hij heeft er familie wonen. Dat hij een man met visie is, merk je zodra je hem spreekt. Nadat we onder een bladerdakje op het strand zijn gaan zitten, analyseert Sourav in vliegende vaart het koloniale verleden van India, de corruptie van de overheid, het armoedevraagstuk in de wereld en tal van andere economische en filosofische kwesties. Sourav mag dan een man met visie zijn, in letterlijke zin is hij dat zeker niet: hij is blind. En zo mondig als hij in zijn denken is, zo hulpbehoevend is hij in zijn gaan en staan. Maar laat dat woord -hulpbehoevend- hem niet ter ore komen, want dat levert je gegarandeerd een nieuwe sessie met tegenanalyses op!
Hoe beleeft een blinde een zeebeving? Zijn antwoord was te voorspellen: allesbehalve hulpbehoevend. Supergevoelig als blinden zijn voor alles wat trilt en geluid maakt, wist ook Sourav naar eigen zeggen dat een aardbeving ophanden was, nog voordat de zee in beweging kwam en mensen in Mahabalipuram in paniek wegvluchten. Ook vanwege het luid gekras van de kraaien buiten wist hij dat er iets stond te gebeuren. „Omdat ik besefte wat er aan de hand was, kon ik mensen geruststellen: Blijf kalm, dit komt door een aardbeving op de bodem van de zee.” Zijn verbale tegengif was hard nodig omdat de wildste verhalen de ronde deden. Zo zou de kerncentrale die in de buurt staat, het hebben begeven en zou de stad een megaramp te wachten staan.
Dat viel mee. Ondanks de enorme golven die tegen de stad beukten, kwamen slechts twee mensen om - een kind dat op het strand aan het spelen was en een toerist. De vele verkeersongelukken die ontstonden doordat mensen in paniek de autoweg oprenden, hadden veel meer slachtoffers tot gevolg - inclusief dodelijke.
Overigens zit de schrik er bij veel mensen nog goed in. Zijn ouders zijn nog niet teruggekeerd uit het dorp waar ze op de 26e december naar toe vluchtten en dat enkele kilometers landinwaarts ligt. „Ze bellen me af en toe op of ik toch alsjeblieft naar hen toe wil komen.”
De angst onder de mensen kan hij begrijpen, minder geduld heeft hij met wat hij noemt de „slaafse mentaliteit” van de Indiërs, vooral als het gaat om hun opstelling tegenover de autoriteiten. „Als blinde word ik 24 uur per dag gediscrimineerd, maar ik laat me daardoor niet binden, ik doe mijn mond wel open.”
Dat zouden er meer moeten doen, vindt hij, nu overduidelijk blijkt hoe de overheid tekortschiet in hulpverlening. „De vissers zijn alles kwijt, zitten zonder inkomen en wachten op financiële steun om netten en boten te kopen.” Maar het geld dat de centrale regering in New Delhi naar de deelstaatregering van Tamil Nadu heeft doorgesluisd, komt maar moeizaam en gedeeltelijk bij de getroffen bevolking terecht, weet Sourav. Politieke partijen vechten om de fondsen om ze in te zetten als politieke campagnegelden, en ook ambtenaren pikken graag een financieel graantje mee - zo vaak komt het niet voor dat ze gemakkelijk aan geld kunnen komen.
Sourav heeft daarom al zijn hoop op de ngo’s -particuliere hulporganisaties als de HBI- gericht, omdat die direct zonder tussenkomst van de overheid zakendoen met de vissersbevolking. Als we het gesprek beëindigen lijkt hij plots te beseffen een wel erg negatief beeld van zijn landgenoten te hebben geschetst. „Indiërs zijn goede overlevers, ze kunnen wel wat hebben, hoor. Kun je je het bijvoorbeeld indenken dat hier bedelaars zijn geweest om geld te geven? Dat hadden ze eerst bij elkaar gebedeld!”
En terwijl hij aan de arm van een begeleidster het strand afloopt, kan hij het niet laten nog een enkel visionair denkbeeld achter te laten. „Westerlingen, dat zijn pas slappelingen. Jullie kunnen direct naar de psychiater zodra jullie iets schokkends hebben meegemaakt.” En met een glimlach schuifelt hij verder, zijn blindenstok heen en weer tikkend op het schelpenstrand.