Steun voor Israël verdeelt Suriname
Surinaamse moslims hekelen de vermeende pro-Israëlische koers van president Chandrikapersad Santokhi.
Op oudejaarsdag schitterde de Surinaamse vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties door afwezigheid bij de stemming over een gevoelige resolutie rond Israël. Daarin werd het Internationaal Gerechtshof (ICJ) opgeroepen een advies uit te brengen over de gevolgen van de Israëlische bezetting van de Palestijnse gebieden. Surinaamse moslims zien daar kwade opzet in van president Santokhi.
Santokhi wordt er door moslims van beticht partij te kiezen voor Israël ten koste van de Palestijnen. De eerste aanwijzingen daarvoor kwamen een halfjaar geleden. Minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken overviel toen iedereen door tijdens een verblijf in Israël aan te kondigen dat Suriname een ambassade zou openen in Jeruzalem. Suriname zou pas het vijfde land zijn dat daar een diplomatieke vertegenwoordiging zou vestigen.
Moslimorganisaties in Suriname kwamen daarop in het geweer. De mededeling stuitte ook in het parlement op ongekend fel verzet, al was het maar omdat niemand in Suriname wist dat er een ambassade in Israël zou komen. Een meerderheid zei daarop geen toestemming te zullen verlenen voor de opening van een ambassade en al helemaal niet in Jeruzalem.
Jeruzalemgate
De kwestie kwam vervolgens op het bord van Santokhi terecht. Maar die houdt zich tot nu toe op de vlakte en schuift een definitief besluit voor zich uit. Dus vooralsnog tast iedereen nog in het duister over de status van de ambassade. De ”Jeruzalemgate”, zoals het in Suriname wordt genoemd, heeft het land intussen wel onder een internationaal vergrootglas gelegd.
Daarom werden de wenkbrauwen ook gefronst toen de Surinaamse ambassadeur bij de VN op 31 december afwezig was bij de stemming over een resolutie waarin een onderzoek naar de handelingen van Israël werd gevraagd. Daarmee heeft de regering nieuwe olie op het vuur gegooid. Maar volgens Ramdin is er niets mis met het Israëlbeleid van de regering en was de VN-vertegenwoordiger „door omstandigheden” niet aanwezig tijdens de belangrijke stemming.
Hij ontkent niet dat die eerder wel aanwezig was bij de vergadering en kort voor de stemming de zaal uit was gelopen. Maar ook „als wij aanwezig zouden zijn geweest, zouden wij ons hebben onthouden hebben van stemming”, aldus Ramdin. Dat heeft volgens de bewindsman alles te maken met „voorzichtigheid”. „De stap naar het ICJ is niet bevorderlijk om te komen tot een politiek-diplomatieke oplossing in het geschil.”
Schulden
Veel Surinamers nemen geen genoegen met zijn uitleg en beschuldigen de regering ervan bewust Israël niet te bekritiseren. Het huidige regeringsstandpunt noemen moslims „walgelijk en misselijkmakend”. Critici menen dat hierdoor de sluimerende religieuze spanningen in het land worden aangewakkerd. Zij wijzen er ook op dat de partij van Santokhi, die overwegend uit hindoes bestaat, jaren geleden tegen het lidmaatschap van de Organisation of Islamic Coorporation (OIC) stemde, waar Suriname desondanks tot is toegetreden.
Maar er speelt ook een ander aspect mee. De regering waakt ervoor om zich uit te spreken over de Palestijnse kwestie omdat ze Israël niet voor het hoofd wil stoten. Suriname kampt nog altijd met enorme buitenlandse schulden, waar het maar niet van afkomt. Onderhandelingen over herstructurering van die schuldenlast met landen waar ze in het krijt staan –een voorwaarde voor de broodnodige steun van het Internationaal Monetair Fonds– verlopen uiterst moeizaam.
Ook aan Israël is men nog geld verschuldigd. Weliswaar niet zo veel, maar de regering kan wel een succesje gebruiken door binnenkort te kunnen zeggen dat met dat land een deal is bereikt. Bovendien is daar volgens Ramdin in de toekomst misschien geld te halen voor projecten in het straatarme en nagenoeg failliete Suriname. En dat hebben de Palestijnen niet te bieden.