„Nu laat Gij, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, naar Uw woord.”

Als de Heere door Zijn Geest u leidt in wat u in Jezus is geschonken, hoe Hij niet alleen voor u is geboren, maar ook, om u uit de macht van de satan te verlossen, alles volbracht heeft, dan moet u wel in verwondering en aanbidding wegzinken. Laat het uw dagelijks voorrecht zijn de heerlijke deugden die in de zending van Gods Zoon doorstralen, eerbiedig te bewonderen en dankbaar te roemen. Mist u, vanwege het bederf dat nog in u woont, dikwijls die zalige vrede van het gemoed? Dat gemis moge voor uw ziel smartelijk, ja ondragelijk zijn en u telkens weer doen vluchten naar dat verzoenend bloed van uw gezegende Borg. Mocht u meer wakende en biddende verkeren tegen de zonde, die u berooft van die zalige vrede van het gemoed. In de nabijheid van uw Heere alleen is het veilig op uw pelgrimsreis door de woestijn, waar zo veel vijanden uw ziel omringen en alle pogingen aanwenden om u die zalige vrede te ontroven. Het zij uw dagelijks voorrecht de heerlijke deugden die in de zending van Gods Zoon doorstralen, eerbiedig te bewonderen en dankbaar te roemen. Mist u, vanwege het bederf dat nog in u woont, dikwijls die zalige vrede van het gemoed? Dat gemis moge voor uw ziel smartelijk, ja ondragelijk zijn en u telkens weer doen vluchten naar dat verzoenend bloed van uw gezegende Borg.

Ds. D.A. Detmar, predikant te Ede

(”Enige eenvoudige Godvruchtige oefeningen”, 1828)