OM in hoger beroep in zaak tegen kruisboogschutter
Het Openbaar Ministerie gaat in hoger beroep in de zaak tegen de Almelose kruisboogschutter Kenzo K. (30). De rechtbank in Almelo veroordeelde K. onlangs alleen tot tbs met dwangverpleging voor het doodsteken van twee vrouwen met een mes en twee moordpogingen met een kruisboog, terwijl het OM daarnaast ook 22 jaar cel had geëist.
De 30-jarige K. stak op 17 september 2021 twee vrouwen neer in zijn flat. De dodelijke slachtoffers waren zijn 70-jarige onderbuurvrouw en haar 52-jarige nicht. De 33-jarige verpleegkundige die bij de onderbuurvrouw op bezoek was om haar te verzorgen, wist ternauwernood via een balkon aan de M. Th. Steynstraat in Almelo te ontkomen. Hangend aan de reling belde ze met 112. De verpleegkundige viel van tweehoog en lag zwaargewond op de grond toen K. een pijl op haar afvuurde. Ook bedreigde K. een politieman van de Dienst Speciale Interventies, door zijn kruisboog op hem te richten voordat die hem uitschakelde met een schot in de borst.
De rechtbank in Almelo oordeelde op basis van het rapport van het Pieter Baan Centrum dat de man volledig ontoerekeningsvatbaar was door een langdurige psychose. Er is ook gekeken of zijn drugsgebruik de psychose heeft veroorzaakt, maar volgens de rechtbank was dat niet het geval. K. kon door door de ernst en de lange duur van zijn stoornis de gevolgen van zijn drugsgebruik niet overzien, redeneerde de rechtbank.
De nabestaanden van de doodgestoken vrouwen noemen het een juiste beslissing van het OM om de zaak aan het gerechtshof voor te leggen. Zij reageerden hevig geëmotioneerd en boos op het vonnis, omdat K. geen gevangenisstraf opgelegd kreeg. „Het is mijn cliënten duidelijk dat de verdachte een levensgevaarlijke drugsgebruiker was die onder invloed blijkt te zijn geweest van lsd toen hij hun geliefde familieleden doodstak. Hij wist hoe gevaarlijk hij kon worden onder invloed van lsd en blijkt bewust de keuze te hebben gemaakt om drugs te gebruiken”, zegt hun advocaat Sébas Diekstra. Voor de nabestaanden „kan de conclusie niet anders zijn dan dat de daden aan de verdachte zijn toe te rekenen. Van volledige ontoerekeningsvatbaarheid kan dan ook geen sprake zijn.”