De prins die geen opperbevelhebber mocht worden
Dr. Dik van der Meulen had het kunnen verwachten: zijn vorige maand verschenen boek over prins Bernhard tijdens de Tweede Wereldoorlog roept uiteenlopende reacties op. Van lof voor zijn gedegen spitwerk tot kritiek op zijn aannames en de verzuchting dat we vooral naar de toekomst moeten kijken.
Van der Meulen (59), die eerder een biografie over koning Willem III schreef, werkt nu aan de levensbeschrijving van prins Bernhard. Daar denkt hij nog een jaar of vijf voor nodig te hebben, maar de oorlogsjaren bleken alvast genoeg stof op te leveren voor een afzonderlijk boek (Bernhards oorlog. Het leven van een prins in ballingschap. Dik van der Meulen uitg. Querido, ISBN 9789021470726, 318 pag., € 24,99). Daarmee sluit het aan op het proefschrift van Annejet van der Zijl uit 2010, dat vooral over de vooroorlogse jaren van Bernhard zur Lippe-Biesterfeld ging.
Hoe kon het dat een onbetekenende stagiair bij een Duits bedrijf in Parijs, die zijn studie niet had voltooid, negen jaar later de populairste persoon van Nederland werd genoemd en nog tientallen jaren het idool van voormalige militairen en verzetsstrijders was? Die vraag intrigeert Van der Meulen.
De historicus wil nadrukkelijk niet tot de schrijvers behoren die bij voorbaat anti-Bernhard zijn en bij wie de prins geen goed kan doen. Dat ook in dit boek de negatieve kanten van het prinselijk optreden overheersen, ligt aan de feiten die Van der Meulen beschrijft. Het eerlijke verhaal over de prins-gemaal heeft nu eenmaal veel schaduwkanten.
Vraag van Jodl
Dat prins Bernhard vaak een loopje nam met de waarheid en met de huwelijkstrouw, is geen nieuws. Dat hij impulsief en ongeremd kon optreden, was ook bekend. Net als het feit dat hij voor zijn huwelijk met kroonprinses Juliana deel uitmaakte van nazi-organisaties.
Meest in het oog springend is dan ook dat er sterke aanwijzingen zijn dat de Duitse generaal Jodl in oktober 1939 contact met prins Bernhard had over een mogelijk vrije doortocht door Zuid-Limburg. De Duitsers zouden dan niet alleen via België Noord-Frankrijk bestormen, zoals tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar ook via een stukje Nederland, zonder dat ons land zich daartegen zou verzetten. Pas later zou besloten zijn Nederland ook te veroveren, om te voorkomen dat de Britten het Nederlandse luchtruim zouden mogen gebruiken als springplank voor aanvallen op Duitsland.
Vrije toegang
Van der Meulen noemt het onbegrijpelijk dat een Duitse prins zo snel na zijn komst naar Nederland toegang kreeg tot allerlei militaire geheimen. Koningin Wilhelmina had Bernhard benoemd tot persoonlijk inspecteur van de strijdkrachten en daarmee had hij vrije toegang tot het Algemeen Hoofdkwartier van de Generale Staf en bezocht hij kazernes en verdedigingswerken.
Onverstandig, zegt de historicus. „Hoe betrouwbaar wás Bernhard eigenlijk?” De prins was lid geweest van de nazi-partij en van de paramilitaire organisaties SA en SS. Hij had geen blijk gegeven van een kritische houding tegenover de Nieuwe Orde. „Ook daarna leek hij nog niet compleet van mening te zijn veranderd.” Begin april 1940 moet hij nog gezegd hebben dat hij het zeer moeilijk zou vinden als hij tegen Duitsers zou moeten vechten. Dat was overigens ook wel weer begrijpelijk: het was zijn volk, en een van de Duitse militairen was zijn broer. Toen Duitsland een maand later Nederland daadwerkelijk binnenviel, was het geen vraag meer welke kant de prins koos: hij nam hartgrondig afstand van de nazi’s.
Opperbevelhebber
Ook aan de wijze waarop koningin Wilhelmina in die oorlogsjaren regeringsbesluiten probeerde te beïnvloeden, zaten veel negatieve kanten. Eén ervan was dat ze voortdurend uit was op een goede positie voor haar schoonzoon. Prins Bernhard moest maar opperbevelhebber van het leger worden, ook al had hij geen enkele militaire ervaring en ook al moet ze zijn karaktereigenschappen hebben gekend die hem voor die functie ongeschikt maakten.
Wilhelmina’s optreden bezorgde haar kabinetsleden vaak hoofdbrekens. „Groot gezeur over benoeming ZKH tot OLZ”, verzuchtte een minister. Waarbij ZKH voor Zijne Koninklijke Hoogheid stond en OLZ voor opperbevelhebber van de land- en zeestrijdkrachten. ZKH als OLZ, dat zagen de bewindslieden niet zitten: vanwege Bernhards leeftijd, zijn gebrek aan ervaring en ook zijn onvoorspelbaarheid. Van der Meulen heeft het dan over „een koningin die haar realiteitszin leek te zijn kwijtgeraakt, en haar schoonzoon, wiens toch al geringe staatsrechtelijke bewustzijn meer en meer te wensen overliet.”
Voor- en tegenstanders
Er ontstond vaak tweespalt over de prins. Een memorandum uit augustus 1944 wees op zijn uitstraling en „dat hij in het tot voor kort zo droefgeestige koningshuis de zon weer heeft laten schijnen.” Maar anderzijds maakten „veel mensen bezwaar tegen de nazistische kant van zijn verleden en het nogal luchtige leven dat hij in Londen leidt (…), zijn al te nonchalante omgang met prinses Juliana, alsmede zijn pogingen om het Nederlandse politieke leven binnen te dringen.”
Later zei Bernhard zelf dat hij tijdens de oorlog over het paard getild is. Die uitspraak wijst dan weer niet op het „onvermogen tot zelfreflectie” dat hij volgens Van der Meulen had en dat naast het gebrek aan gezonde tegenspraak een oorzaak van latere affaires kan zijn geweest.