Drie weken voor de verkiezingen in Irak hebben opstandelingen het geweld nog verder opgevoerd. Dat deed Groot–Brittannië juist besluiten nog eens vierhonderd militairen naar het land te sturen om te helpen de veiligheid rond de verkiezingen op 30 januari te garanderen. De Britse minister van Defensie Geoff Hoon maakte de beslissing maandag bekend. Hij zei dat de extra militairen in het zuidoosten van Irak worden ingezet voor een beperkte periode rond de verkiezingen.

Vooral de Iraakse politie is het doelwit van het toegenomen geweld. Maandag vermoordden tegenstanders van de verkiezingen de plaatsvervangende politiechefs van de steden Bagdad en Samarra. Plaatsvervangend chef Amer Naif van de hoofdstedelijke politie werd samen met zijn zoon bij zijn huis vermoord. Zijn collega in Samarra, Mohammed al–Badari, werd in zijn auto doodgeschoten.

In het zuiden van Bagdad was er maandag ook een bloedige zelfmoordaanslag op een politiebureau. Een auto die er net zo uitzag als die van de politie kon ongehinderd de binnenplaats op, waar agenten op appèl verschenen. Toen de daders het voertuig opbliezen, kwamen vier agenten om het leven en raakten er tien gewond.

Elders in de stad lieten twee Amerikaanse militairen het leven toen bommen langs de weg ontploften terwijl zij voorbijkwamen.

Een anonieme diplomaat heeft maandag gezegd dat Amerikaanse diplomaten afgelopen weekeinde overleg hebben gevoerd met belangrijke Iraakse soennitische geestelijken. De geestelijken zouden hebben aangeboden de boycot van de verkiezingen te beëindigen, als de Amerikanen een schema geven voor hun terugtrekking uit Irak. Volgens de bron is dat aanbod afgewezen.

De soennitische geestelijken hebben opgeroepen tot een boycot van de verkiezingen na de Amerikaanse militaire operatie in Fallujah. Die stad was tot dan toe een bolwerk van soennitisch verzet tegen de Amerikaanse interim–regering en de coalitietroepen. Er was nog niet eerder overleg geweest tussen Amerikaanse diplomaten en de soennitische geestelijken.