Standvastig
1 Korinthe 15:58
„Zo dan, mijn geliefde broeders! Zijt standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig zijnde in het werk des Heeren, als die weet, dat uw arbeid niet ijdel is in de Heere.”
Hier blijkt nu die heilige standvastigheid en kracht van het nieuwe schepsel, als het tegen al die aanvallen van de wereld onbeweeglijk, standvastig en altijd overvloedig in het werk des Heeren blijft (1 Korinthe 15:58). Dan zal het zonder verandering in het betrachten van de ware godzaligheid, noch inwendig, noch uitwendig, van het geloof, van de liefde en van de ware gehoorzaamheid aan God afgetrokken worden. Wanneer hij zijn innige ongeregelde lusten en genegenheden heeft overwonnen, ten onder gebracht en bedwongen heeft, zegt Paulus: „Maar ik bedwing mijn lichaam en breng het tot dienstbaarheid” (1 Korinthe 9:27). Want daar begint hij de wereld te overwinnen, als hij zijn liefde en genegenheden daarvan aftrekt. De wereld zal het ons niet doen, maar wij moeten haar onze liefde weigeren. „Hebt de wereld niet lief” (Johannes 2:15). „Wordt niet ijdel, als het vermogen overvloedig aanwast, en zet er het hart niet op” (Psalm 62:11).
Ook als de ziel door alle handelingen van de wereld en veranderingen niet zeer ontzet of verslagen wordt, of daardoor bewogen wordt, maar in alles gelijkmatig is. Niet bedroefd weggaan in zwarigheden, zoals de jongeling die Jezus losliet toen hem de plichten duidelijk werden, die hem tegen de borst stuitten. „Als nu de jongeling dit woord hoorde, ging hij bedroefd weg; want hij had vele goederen” (Mattheüs 19:22).
J. van Lodenstein, predikant te Utrecht
(”Verzameling van Keurstoffen”, 1748)