Scholier kampt met concentratieproblemen: „Ik dacht dat ze me voor de gek hielden”
Hoe krijgen we onze leerlingen weer ‘aan’? Die vraag stond donderdag centraal tijdens een onderwijsbijeenkomst van de VO-raad. „Het voelt soms als trekken aan een dood paard”, zegt initiatiefnemer Matthijn Tromp.
Ze hebben hun spullen niet op orde, geven korte antwoorden of komen soms zelfs helemaal niet opdagen. Na twee jaar thuisonderwijs treft Tromp, wiskundeleraar op het Haarlem College, steeds vaker studenten die moeite hebben met de schoolstructuur. Ook aan kennis ontbreekt het ze. „Als ik de klas vraag wat de kern van de tekst is, heeft verreweg het grootste gedeelte echt geen flauw idee.”
De ontdekking dat steeds meer jongeren moeite hebben om zich te concentreren, deed de wiskundeleraar na de tweede rapportperiode. „De meeste leerlingen hebben wel wat opstartproblemen, maar in februari waren ze nog steeds niet op gang. En daar werd ik als leraar wel een beetje moedeloos van.” Tromp doet daarna wat navraag bij collega’s. Die geven aan het fenomeen ook te herkennen.
Leventje
Als de docent er vervolgens op LinkedIn een bericht aan wijdt, loopt het storm met reacties. „Veel docenten zeiden tegen me: „Ik dacht dat het aan mij lag dat ik de leerlingen niet meer meekrijg”.” Volgens Tromp is dat niet het geval. „Er zijn tal van wetenschappelijke onderzoeken te vinden waaruit blijkt dat jongeren na corona moeite hebben om zich te concentreren.”
De Haarlemse docent bestempelt het thuisonderwijs dan ook als „verre van ideaal”. Hij denkt dat er daardoor een gat is ontstaan in de ontwikkeling van zijn leerlingen. „Ze hebben twee jaar lang online les gehad, zonder veel structuur en sociale interactie. En dat is best een lange tijd op een leventje van veertien jaar. Ze weten niet zo goed hoe ze zich moeten gedragen, want ze hebben het gewoon niet geleerd.”
Pure onwil
Dat een deel van de leerlingen ‘uit’ staan, merkt ook Bert de Groot, geschiedenisleraar op het CSG Prins Maurits in Middelharnis. Steeds meer studenten zitten volgens hem onderuitgezakt in de les. „En als ik ze vraag om aantekeningen te maken, omdat de lesstof bijvoorbeeld belangrijk is voor de toets, doet een groot gedeelte van de klas het gewoon niet.”
De Groot erkent dat concentratieproblemen van alle tijden zijn. „Alleen zijn het nu gewoon meer jongeren die er mee worstelen dan voorgaande jaren.” De geschiedenisleraar refereert aan een opdracht over de Tweede Wereldoorlog die hij al jaren aan zijn klassen geeft. „De uitleg doe ik in een paar minuten. Eerder gingen leerlingen vaak enthousiast aan de slag. Nu vraagt een heel groot deel wat ze moeten doen. Ik dacht dat ze me voor de gek hielden. Ik had het nota bene net uitgelegd. Maar ze wisten het echt niet.”
Volgens de geschiedenisleraar is het dan ook geen pure onwil van de leerlingen. „Ze letten wel op, verstoren de les niet. Maar de informatie die ik met ze deel, komt gewoon niet over.” Volgens De Groot lijkt het of zijn leerlingen ‘aan’ staan, „maar eigenlijk staan ze uit”.
Terug naar de bijeenkomst van donderdag. Die was volgens Tromp een succes. Zo’n 250 docenten gingen online in groepjes uiteen en brainstormden over mogelijke antwoorden op het probleem. „We kunnen wel praten over wat er fout gaat, maar het is beter om te kijken naar een oplossing.” In januari is de volgende sessie gepland. „Die is al volgeboekt.”