Irak twijfelt over verkiezingen
Terwijl de ogen van de wereld gericht zijn op de stranden van Zuid-Azië, laait het geweld in Irak weer op. Steeds meer analisten pleiten voor uitstel van de verkiezingen. De Verenigde Staten, die vasthouden aan de datum van 30 januari, kregen donderdag de steun van de buurlanden van Irak.
Twee weken nadat achttien Amerikanen en drie Irakezen omkwamen bij een zelfmoordaanslag in een militair kamp in Mosul heeft de moord dinsdag op de gouverneur van Bagdad, Ali al-Haidri, nieuwe vragen doen rijzen over de veiligheidssituatie in Irak. Al-Haidri, een getrouwe van Washington, werd op klaarlichte dag in een hinderlaag gelokt. Op dezelfde dag werden nog vijf Amerikaanse soldaten gedood op verschillende plaatsen in Irak. In Irak zijn intussen al 10.000 soldaten zwaargewond geraakt.
Niet alleen buitenlandse analisten, maar ook aan Washington getrouwe leden van de Iraakse interim-regering betwijfelen of het land klaar is voor de eerste verkiezingen sinds de val van dictator Saddam Hussein. De Iraakse interim-president Ghazi al-Yawar, die vorige week nog door Bush werd geciteerd als een groot voorstander van verkiezingen, heeft een oproep gedaan aan de Verenigde Naties „om hun verantwoordelijkheid te nemen en te zeggen of verkiezingen mogelijk zijn of niet.” De voormalige Iraakse minister van Buitenlandse Zaken Adnan Pachachi zegt dat het daar nu nog te onveilig voor is. Hij schreef een artikel in de The Washington Post onder de titel: ”Stel de verkiezingen uit.”
Volgens de chef van de Iraakse staatsveiligheidsdienst, generaal Mohammed Shahwani, zouden er in Irak 40.000 gewapende opstandelingen actief zijn. Dat is twee keer zo veel als Washingtons ruimste schatting. Volgens Shahwani krijgen die 40.000 „rebellen van de harde kern” de steun van nog eens 150.000 tot 200.000 „deeltijdguerrillero’s, spionnen en logistieke medewerkers.” Hij vermoedt dat de opstand geleid wordt door voormalige leden van Saddam Husseins soennitische Ba’ath-partij, die zich nu in Syrië zouden verschuilen. Volgens Shahwani zijn er meer rebellen dan Amerikaanse militairen in Irak. Het Amerikaanse leger heeft 150.000 manschappen ter plaatse. Volgens militaire theorieën zijn er tien keer zo veel soldaten als rebellen nodig om een opstand te onderdrukken.
Ook in de VS neemt de vrees voor een mislukking van de verkiezingen en een oplaaien van het verzet toe. De gepensioneerde generaal Robert Killebrew, een veelgevraagd spreker in neoconservatieve kringen, zegt dat er meer Amerikaanse troepen moeten komen in Irak. Andere, meer gematigde analisten noemen de Amerikaanse aanwezigheid in Irak dan weer contraproductief. Zij pleiten net als Killebrew voor uitstel van de verkiezingen, maar denken dat alleen een sterkere Iraakse troepenmacht de opstand kan onderdrukken.
„Alleen Iraakse soldaten kunnen de woede en de wrok jegens het Amerikaanse leger wegnemen”, schrijft Anthony Cordesman, een Midden-Oostenspecialist van het gezaghebbende Centrum voor Strategische en Internationale Studies. „Zelfs de Irakezen die de aanwezigheid van buitenlandse soldaten in hun land dulden, willen hen zo snel mogelijk weer kwijt.”
De soennitische buurlanden van Irak vrezen dan weer dat de verkiezingen een sjiitische regering aan de macht brengen, en doen een oproep aan de soennitische Arabieren in Irak om te gaan stemmen. In Irak woont een sjiitische meerderheid, maar het land werd jarenlang geleid door de soennitische minderheid. Iran, een sjiitisch buurland van Irak, beschuldigt de Arabische buurlanden van „inmenging in de Iraakse binnenlandse politiek” en boycotte de bijeenkomst die de Jordaanse koning Abdullah donderdag in Amman hield.