Kabinet moet keuzevrijheid in zorg garanderen
Vanuit orthodox-christelijke kring is onderzoek gedaan naar het zorgstelsel in Nederland. De resultaten werden vrijdag gepresenteerd op het symposium Kiezen met Zorg. Prof. dr. ir. H. Jochemsen en dr. R. Seldenrijk schetsen vanuit een christelijke visie hoe solidariteit en keuzevrijheid een plaats dienen te krijgen in het toekomstige zorgstelsel.
Het Nederlandse zorgstelsel staat aan de vooravond van ingrijpende veranderingen. Dit geldt zowel de wijze waarop de zorg in Nederland is georganiseerd als de financiering van het stelsel.
Het kabinet wil het accent in de organisatie van de zorg verleggen van het aanbod naar de vraag. De concrete vraag van de patiënt moet voortaan het uitgangspunt zijn, en niet de mogelijkheden van de aanbieder. De zorgaanbieders krijgen meer speelruimte en ook de positie van de verzekeraar wordt sterker, terwijl de overheid een stapje terugdoet en zichzelf meer een toezichthoudende rol toekent. De financiering wordt eveneens aangepast. Er komt één algemene verzekering voor de curatieve zorg (gericht op genezing). Op termijn moet deze basisverzekering samengaan met de AWBZ in één brede basisverzekering.
Met de omschakeling van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg wil het kabinet enkele belangrijke knelpunten in het zorgstelsel oplossen. Door de centrale aanbodsturing van de zorg is er voor zorgaanbieders momenteel weinig ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Prikkels tot kwaliteitsverbetering en efficiëntere organisatie van de zorg zijn er onvoldoende. Het systeem is vastgelopen, wat onder meer resulteert in lange wachtlijsten en patiënten die klagen dat ze een nummer zijn. Ander knelpunt zijn de grote verschillen in acceptatie (risicoselectie), premieberekening en pakketkeuze bij particuliere zorgverzekeraars. Dit leidt tot onduidelijkheid en ongelijkheid voor de verzekerden.
Voor iedereen
Het proces van zorgvernieuwing in de richting van vraaggestuurde zorg is al enkele jaren gaande. Enkele voorbeelden zijn het persoonsgebonden budget, waarmee iemand naar eigen inzichten zorg kan inkopen, en het persoonsvolgend budget. Bij deze laatste vorm wordt de zorg in natura verstrekt en beheert de zorgaanbieder het budget namens de cliënt. Ook de ontwikkeling van regionale zorgketens past in de ontwikkeling van aanbod- naar vraaggestuurde zorg, evenals het nieuwe systeem voor de financiering van ziekenhuizen en medisch specialisten, dat per 1 januari 2003 in werking treedt (de zogenaamde diagnose-behandelingcombinatie).
In de visie van de overheid moet het zorgstelsel zo zijn ingericht dat de gezondheidszorg voor iedereen beschikbaar, toegankelijk en betaalbaar is. De overheid hamert bovendien op kwaliteit. Dat is niet verwonderlijk, aangezien de zorg mede ten gevolge van het overheidsbeleid op allerlei manieren onder druk is komen te staan.
Voor de invulling van het begrip kwaliteit nemen wij het gezondheidsbelang en het welbevinden van de patiënt als uitgangspunt. Het gaat in de zorgverlening om het onbaatzuchtig gericht zijn op het welzijn van de (noodlijdende) mens.
Vanuit de christelijke levensovertuiging willen wij daaraan toevoegen dat de mens door God is geschapen en dat de waarde en de waardigheid van de mens zijn verankerd in het geschapen zijn naar Zijn beeld. Dit vraagt van ons een gepast gebruik van de mogelijkheden van de gezondheidszorg om het leven en de gezondheid in stand te houden. Van onszelf, maar ook van de ander.
Vertaald naar de contouren van een nieuw zorgstelsel komen wij tot de volgende uitgangspunten. Hierbij zij opgemerkt dat een christelijke visie niet zonder meer leidt tot een geheel andere inrichting van het zorgstelsel. Het gaat voor een deel om dezelfde punten als die vanuit andere geloofs- en levensovertuigingen waardevol worden geacht.
Marktwerking
In het toekomstige zorgstelsel zullen we terughoudend moeten zijn met marktwerking. Als zorginstellingen efficiencyvoordelen en dus lagere prijzen weten te realiseren, is dat prima. Maar de marktwerking mag bijvoorbeeld niet leiden tot prijsconcurrentie tussen artsen. Dat gaat ten koste van de vertrouwensrelatie tussen patiënt en zorgverlener en van de professionele autonomie van de arts. In het verlengde hiervan dienen zorginstellingen maatschappelijke organisaties te zijn met een ”not for profit”-karakter.
Als de patiënt niet op grond van prijs maar van kwaliteit een zorgaanbieder kiest, moet er sprake zijn van onderlinge professionele toetsing. Dit vereist van instellingen een adequaat kwaliteitsbeleid waarvan ook de (levensbeschouwelijke) identiteit deel uitmaakt. Het zorgstelsel moet daarnaast een gepast gebruik van zorg bevorderen. Daarvoor zijn een adequate indicatiestelling door zorgverleners en een verantwoord gebruik voor de zorggebruikers noodzakelijk.
Op grond van het solidariteitsprincipe moet ten minste de zorg van een vrij breed basispakket voor iedereen betaalbaar en beschikbaar zijn. Het nieuwe stelsel dient iedereen en ook moeilijk te verzekeren risico’s te accepteren.
Naast solidariteit vinden wij keuzevrijheid een belangrijk uitgangspunt. Het kabinet is op grond van het solidariteitsprincipe voorstander van één wettelijk verzekerd basispakket. Dat staat evenwel op gespannen voet met het uitgangspunt van keuzevrijheid.
Liever zien wij de mogelijkheid van een zekere pakketdifferentiatie, zoals de SER die bepleit. Dus ook de vrijheid om te kiezen voor een zorgverzekeraar die, rekening houdend met een bepaalde geloofs- of levensbeschouwing, een eigen pakket (zowel basispakket als aanvullende pakketten) aanbiedt.
Hiermee wordt voorkomen dat ethisch zeer omstreden zaken voor iedereen verplicht verzekerde voorzieningen worden. (Uiteraard zou het de voorkeur hebben om die omstreden zaken geheel uit het basispakket te houden, maar dat lijkt politiek niet haalbaar). Om de inhoud van een levensbeschouwelijk bepaald zorgpakket te bewaken, dienen vertegenwoordigers van de desbetreffende bevolkingsgroep daarover maximale zeggenschap te hebben.
Overstappen
Een polis met een levensbeschouwelijk zorgpakket is voor een zorgverzekeraar alleen aantrekkelijk bij een marktaandeel van enige omvang. Toegepast op het orthodox-christelijke volksdeel (de achterban van ChristenUnie en SGP) zien we dat slechts een klein deel een identiteitsgebonden (particuliere) zorgpolis heeft. De christelijke zorgverzekeraars Pro Life en DVZ hebben met hun klandizie onder het orthodox-christelijke volksdeel een marginaal marktaandeel van respectievelijk 4 en 2 procent.
Uit NIPO-onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de werkgroep Kiezen met Zorg, blijkt echter dat de bereidheid om over te stappen groot is. Ruim 50 procent van de verzekerden uit het orthodox-christelijke volksdeel is bereid de overstap te maken. Dat wil zeggen: mits men de vrijheid heeft om te kiezen! Veel verzekerden zijn met handen en voeten gebonden aan een collectief contract of een verplicht ziekenfonds en hebben geen echte vrije keus. Het zou van een consequente aanpak getuigen als het kabinet ook op dit punt het accent zou verleggen van aanbod naar vraag en de patiënt/zorgvrager optimale vrijheid zou geven om een zorgverzekeraar of ziekenfonds te kiezen.
De auteurs zijn respectievelijk directeur van het Prof. dr. G. A. Lindeboom Instituut in Ede en directeur van de Nederlandse Patiënten Vereniging (NPV) in Veenendaal. Beiden waren betrokken bij de werkgroep Kiezen met Zorg.