Hetzelfde lichaam
Mattheüs 17:2
„En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit, gelijk het licht.”
Gods kinderen zullen in dezelfde lichamen opstaan. Zij zullen, wanneer alle zwakheid zal afgelegd zijn, een onbegrijpelijke onverderfelijkheid, kracht en heerlijkheid aandoen, waarvan Christus aan Zijn discipelen een voorbeeld toonde op de berg: „En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit, gelijk het licht” (Mattheüs 17:2).
De onrechtvaardigen, zowel als de rechtvaardigen, zullen opstaan. De opstanding der doden heeft de allerzekerste gronden. Zeker wel de oneindige macht van God, waardoor Hij de lichamen uit niets heeft kunnen scheppen en waardoor Hij Zich alle dingen kan onderwerpen (Genesis 1:1; Romeinen 4:17; Filippenzen 3:21). Daarna is er Zijn onveranderlijke wil, waardoor Hij besloten heeft Zijn gerechtigheid te bewijzen. Op dit fundament steunt de rede van de apostel: „Alzo het recht is bij God verdrukking te vergelden dengenen, die u verdrukken; en u, die verdrukt wordt, verkwikking met ons, in de openbaring van de Heere Jezus van de hemel met de engelen Zijner kracht” (2 Thessalonicenzen 1:6-7).
Verder eist de gerechtigheid van God dat geen andere, maar de lichamen van de goddelozen zelf de straffen van de zonden dragen en dat de lichamen van de godzaligen de beloofde verkwikking ontvangen. Hetgeen God nu kan en wil, dat geschiedt dientengevolge ook. Dezelfde lichamen die we omdragen, zullen ook weer opstaan.
Caspar Olevianus, hoogleraar te Heidelberg
(”Verklaring der Apostolische Geloofsbelijdenis”, 1868)