Zolang er veehouders zijn, blijven er veehandelaren. Dat is de overtuiging van Wim Kas (58) uit Barneveld, die al 40 jaar koeien en kalveren in- en verkoopt. Hij doet zaken met boeren in wijde omgeving en met een handjevol slachterijen.
Hij was nog geen 18, toen de jonge Wim in januari 1980 het werk van zijn vader moest overnemen. „Vader was ernstig ziek. Hij is het jaar daarop overleden. Maar ik liep al een tijdje mee in het vak. Als kind was ik al op de markt te vinden.”
De veemarkt was eeuwenlang de plek waar boeren, handelaren en slagers elkaar ontmoetten en waar koeien, varkens, paarden en schapen van eigenaar verwisselden. In 2001 veranderde dat: na de uitbraak van mond-en-klauwzeer wilde de overheid het gesleep met dieren inperken en scherpte de regels aan. De meeste veemarkten sloten hun deuren. Alleen Leeuwarden, Utrecht (tegenwoordig Bunnik) en Purmerend wisten zich te handhaven. Kas komt er niet meer. „Slachtvee gaat tegenwoordig meestal rechtstreeks naar de slachterij, fokvee naar de nieuwe eigenaar”, zegt hij.
De verkoop van overtollig vee (vakterm: omzet en aanwas) levert de boer nog steeds geld op, maar melk is veel belangrijker. Volgens onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research ontvingen melkveehouders in 2018 per koe gemiddeld 3435 euro inkomsten uit de melk tegen 203 euro uit de verkoop van koeien en kalveren.
Sommige boeren beschouwen hem als adviseur, is Kas’ ervaring. „Ze vragen me bijvoorbeeld of ze een bepaalde koe nú moeten verkopen of dat het beter is nog even te wachten.”
Provisie
Als handelaar is hij de tussenschakel die met kennis van zaken de beste bestemming zoekt voor de dieren die de boeren hem meegeven. Kas weet bijvoorbeeld of een slachterij behoefte heeft aan koeien die goed in het vlees zitten of juist aan magere zogeheten worstkoeien. „Ik probeer het zo te regelen dat de boer de beste prijs per kilo krijgt”, zegt hij.
Meegeven? „Ja, meestal gaat het in goed vertrouwen. Ik reken een vaste vergoeding per dier als provisie, dus geen percentage.”
Kooplui hebben vanouds geen beste naam. Kas glimlacht. „Ze zeggen dat het schuim van de handel beter is dan het zweet van de arbeid. Maar ik moet ook aanpakken en ik ben er niet op uit om rijk te worden over de rug van mijn klanten. Dan zou het snel afgelopen zijn met de relatie. Ik vind het juist mooi dat ik bij nog steeds bij enkele boerenfamilies kom met wie vader en grootvader ook al zaken deden.”
Het werk is de afgelopen decennia wel veranderd. „Vroeger kocht ik de helft van de koeien in de roes, tegenwoordig nog maar enkele dieren”, zegt Kas. ”In de roes” betekent dat boer en handelaar afzonderlijk inschatten hoeveel het dier waard is en dan net zo lang onderhandelen –met handslag– tot ze het eens zijn. Volgens Kas nemen veehouders daar de tijd niet meer voor: ze vertrouwen erop dat hij een goede prijs voor hun dieren maakt.
Het transport van koeien besteedt Kas uit. Kalveren haalt hij zelf op, met een trailer. Hij levert ze af bij zogeheten verzamelplaatsen. Daar worden de kalveren gesorteerd in groepen van gelijke kwaliteit en dan naar vleeskalverhouders gebracht.
Kan de veehouderij zonder handelaren? Kas: „Dat zou ik geen goede zaak vinden. Het is in het belang van de boer dat er concurrentie blijft.”
serie
Rondom de boerderij
Een serie van acht artikelen over bedrijven en beroepen die afhankelijk zijn van de landbouw. Deel 5: de veehandelaar.