Voorpagina 9 november 1999

Debat homohuwelijk op goede toon

„Discriminatie dreigt
voor kerkverbanden”

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Wanneer een kamermeerderheid het voorstel van het kabinet accepteert het huwelijk ook voor homoparen open te stellen, dreigen de reformatorische kerken uit de maatschappelijke discussie te worden verdrongen. Want op grond van Gods openbaring en het geweten kunnen deze kerken geen andere definitie van het begrip ”huwelijk” aanvaarden.

Dat zei drs. A. L. Th. de Bruijne gistermiddag in Den Haag, waar hij namens de reformatorische kerken deelnam aan een rondetafelgesprek met de Tweede Kamer over het voornemen van het kabinet het homohuwelijk en adoptie door homoparen in te voeren.

De Bruijne, die in Kampen ethiek doceert aan de theologische hogeschool van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), zei daarbij nadrukkelijk dat ook hij mede namens homofielen en lesbiennes sprak, „die lid zijn van onze kerken, daarin ook ambtelijk actief zijn en volstrekt gelijkwaardig zijn.”

De Bruijne reageerde vooral op de voorstelling van zaken als zou de nieuwe verruimde definitie van het huwelijk een brede maatschappelijke consensus weergeven. Allerlei maatschappelijke groeperingen en kerken zouden dan vrij zijn die definitie te verbijzonderen. Want niemand die gisteren aan tafel zat –ook niet hoofdredacteur Krol van de Gaykrant, noch twee dames van het COC (de Nederlandse vereniging tot integratie van homoseksualiteit)– wilde de vrijheid van de kerken betwisten een homohuwelijk niet te bevestigen of in te zegenen.

Maar in zo'n situatie hanteren de reformatorische kerken zo'n geheel andere definitie van het huwelijk dat „de kerk van de staat wordt weggeduwd”, aldus De Bruijne. „We gaan er dan buiten vallen”, vervolgde hij, met als gevolg dat „de reformatorische kerken in Nederland gediscrimineerd zullen worden.”

Volgens De Bruijne is het huwelijk „een structuur die door God in de werkelijkheid is gelegd. De eeuwen door hebben culturen waar ook ter wereld het huwelijk gedefinieerd als een verbintenis tussen man en vrouw, met de mogelijkheid tot het krijgen van kinderen. Tegenover deze traditie staat het vooruitgangsgeloof waarop dit wetvoorstel is gebaseerd. Maar het volgen van dit geloof staat gelijk aan een sprong in het duister.”

De kritische visie van De Bruijne op de wetsvoorstellen werd gedeeld door vertegenwoordigers van de rooms-katholieke bisschoppenconferentie. Het Contact in Overheidszaken (CIO), waarbij vrijwel alle kerken zijn aangesloten, verscheen gisteren niet. De woordvoerders van de Gaykrant, de Stichting Yoesuf, de Nederlandse Gezinsraad, het Clara Wichmann Instituut voor vrouw en recht, de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen en het COC betuigden alle hun instemming met de kabinetsvoornemens.

Ook onder de juristen die gistermiddag hun licht op de wetsvoorstellen mochten laten schijnen, was de verdeeldheid groot. De meest uitgesproken tegenstander was de Utrechtse hoogleraar adoptierecht Hoksbergen. Hij vindt dat het kabinet helemaal geen rekening houdt met de belangen van het kind. „En voor een kind is het gewoon het beste als het opgroeit bij zijn eigen vader en moeder, want alleen zo kan het een eigen identiteit vormen.”

Hoksbergen zei dat hij in de praktijk veel narigheid had gezien bij kinderen die door homoparen zijn opgevoed. Hij werd daarin tegengesproken door mevrouw Wolff van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen. Volgens haar zijn er juist positieve ervaringen met „pleegzorg door homo's.” „Voor kinderen is liefde en zorg het belangrijkst. Het maakt daarbij niet uit of ze die van een vader en moeder of van twee verzorgers van gelijke sekse krijgen.”

Onder de tegenstanders van het wetsvoorstel schaarde zich ook de Nijmeegse hoogleraar Nuytinck. Hij noemde het homohuwelijk een „juridisch monstrum.” Volgens hem is er geen enkele noodzaak het huwelijk voor homo's open te stellen omdat „het geregistreerde partnerschap een volwaardig alternatief biedt.”

Aan het slot van het rondetafelgesprek sprak Krol van de Gaykrant zijn blijdschap uit over „de correcte discussie” die was gevoerd. Ook De Bruijne was gelukkig met de „goede toon” die tussen aperte voor- en tegenstanders van de wetsvoorstellen was getroffen. „En ook al gaan de wetsvoorstellen door, het Woord van God zal vanuit de kerken blijven klinken.”