Voorpagina 5 mei 2000

Zie ook: Staat Mississippi verbiedt adoptie door homoparen

Kabinet kiest internationaal eigen weg

„Homohuwelijk is
principiële kwestie”

Van onze redactie politiek
DEN HAAG – Het kabinet beschouwt het homohuwelijk als een „principiële kwestie”, die los van het geregistreerd partnerschap kan worden geregeld. Dat Nederland daardoor uit de pas zou lopen met andere Europese landen, waarvan een aantal het geregistreerd partnerschap nog niet kent, hoeft geen beletsel te zijn om de „stap voorwaarts” te zetten, zo heeft staatssecretaris Cohen (Justitie) de Tweede Kamer gisteren laten weten.

Het kabinet gaat daarmee voorbij aan bezwaren van de Raad van State tegen aanpassing van het Burgerlijk Wetboek met als doel de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht. Volgens staatssecretaris Cohen zijn de voors en tegens van het wetsvoorstel zorgvuldig gewogen en heeft het huidige kabinet de argumenten vóór „uiteindelijk zwaarder laten wegen dan het vorige kabinet.”

Hoewel de Grondwet de wetgever niet dwingt tot openstelling van het huwelijk voor homoparen, heeft het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel bij de afweging wel zwaar gewogen, geeft Cohen aan. „Paren van gelijk geslacht kunnen thans niet huwen, zodat er in zoverre van gelijkberechtiging nog niet kan worden gesproken.” De bewindsman heeft „met respect” kennisgenomen van de bezwaren die de christelijke fracties in de Tweede Kamer inmiddels schriftelijk hebben ingediend, maar weigert het huwelijk vanuit religieus perspectief te beschouwen.

„De overheid beschouwt het huwelijk slechts in zijn burgerlijke betrekkingen”, stelt Cohen. „Een aantal onder ons beschouwt het huwelijk primair als een door God gegeven instituut ten behoeve van de voortplanting door man en vrouw. Anderen zien in het huwelijk een uitdrukking en bevestiging van de band die door hun liefde voor elkaar is ontstaan. Voor de overheid is het echter niet relevant vanuit welke motieven een huwelijk wordt aangegaan. Daarom hoeft vanuit de overheid gezien de stap naar openstelling van het huwelijk niet zo groot te zijn.”

Wat volgens de staatssecretaris bovendien meeweegt, is dat de maatschappelijke samenhang tussen huwelijk en voortplanting „allengs minder sterk” is geworden. „De lossere band tussen huwelijk en voortplanting maakt de stap naar een huwelijk van twee personen van hetzelfde geslacht, waarbinnen voortplanting niet kan plaatsvinden, minder groot.”

Polygamie
Namens het kabinet ontkent Cohen stellig dat met de invoering van het homohuwelijk de deur naar polygamie –een huwelijksverbintenis tussen meer dan twee personen– op een kier wordt gezet. Weliswaar is het kabinet zich „indringend bewust van het feit dat met de openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht een langdurige traditie uit de westerse beschaving wordt doorbroken”, maar dat betekent nog niet dat het huwelijk „gedenatureerd” wordt of dat het homohuwelijk een springplank naar nog veel meer huwelijksdiversiteit zal zijn.

Omdat het kabinet het huwelijk uitsluitend beschouwt in zijn burgerlijke betrekkingen, hoeven kerken niet te vrezen dat zij worden verplicht tot inzegening dan wel kerkelijke bevestiging van homohuwelijken. Kerkgenootschappen kunnen zelf beslissen of zij daar al dan niet aan mee willen doen, aldus Cohen.

Gewetensbezwaarden
Het kabinet is niet bereid een gedegen uitzonderingsregeling te treffen voor ambtenaren van de burgerlijke stand die principiële bezwaren hebben tegen het sluiten van homohuwelijken.

Cohen laat weten dat het kabinet de visie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) deelt dat speciale gemeentelijke verordeningen voor ambtenaren met gewetensbezwaren „niet rechtens” zijn en dat de ambtenaren dienen te handelen „conform hun wettelijke taakstelling.” Wanneer gewetensbezwaarde ambtenaren toch weigeren, is het aan hun gemeentebestuur of dat al dan niet „rechtspositionele consequenties” moet hebben.

In antwoord op vragen van de kamerfracties van CDA en SGP laat Cohen weten dat adoptie door homoparen volgens hem niet in het nadeel van het kind is. „Voorzover er in dit opzicht iets gezegd kan worden, lijken de feitelijke omstandigheden waarin het kind opgroeit en de kwaliteiten en eigenschappen van de ouders belangrijker dan het gezinstype op zichzelf”, aldus de bewindsman.

Het kabinet diende dezer dagen ook het aangekondigde wetsvoorstel tot opheffing van de samenwoningsplicht voor gehuwden in.

De christelijke fracties in de Tweede Kamer reageren teleurgesteld op de schriftelijke verdediging van het humohuwelijk door het kabinet. „De reactie van het kabinet op onze inbreng onderstreept de kloof die er bestaat tussen onze manier van denken en die van de regering”, zegt GPV-fractieleider Schutte mede namens de RPF. „Het is het ene geloof tegen het andere. Het geloof in de gelijkheid tegenover het geloof in de Schepper, die het huwelijk heeft gegeven.”

Schutte deelt niet de mening van Cohen dat het om een relatief kleine stap gaat. „Het is een principiële breuk met hoe het vanaf de schepping is geweest. Bovendien is het heel opmerkelijk dat Nederland zo'n eigenzinnige weg kiest ten opzichte van de ons omringende landen.”

Het SGP-kamerlid Van der Staaij verwondert zich met zorg over hoe bewust het kabinet kiest voor de „ingrijpende verandering.” „Ook de praktische problemen op internationaal gebied blijken het kabinet niet te weerhouden”, stelt hij tot zijn teleurstelling vast. Volgens Van der Staaij „suggereert het kabinet een neutrale benadering, maar peilt het de bezwaren van de christelijke fracties ten diepste onvoldoende.”

Volgens het CDA-kamerlid mevrouw Ross-van Dorp devalueert het kabinet het huwelijk tot een contract in plaats van het de bijzondere verbintenis te laten die het altijd is geweest. „De stellingname van het kabinet verbaast me niet, maar ik vind het wel jammer. Er is in ieder geval nog genoeg stof voor verder debat.”