Binnenland 26 juni 2000

Niet amuseren,
maar proclameren

Door J. R. A. Dekker
Hoe breng je het Woord van God zo dicht mogelijk bij de harten van mensen? Met deze vraag worstelen predikanten en evangelisten al zo lang het Evangelie wordt verkondigd. Maar kan en mag je ook kunstzinnige vormen daarbij gebruiken? Binnen de gereformeerde gezindte kwam de bezinning op dit punt ongeveer vijftien jaar geleden op gang. De meningen lopen sterk uiteen. Waar de één drama een geaccepteerde vorm vindt, is voor de ander het poppenspel een brug te ver. „We moeten niet amuseren, maar proclameren.”

S. de Haan
Sinds ongeveer tien jaar is het traditie dat op de jaarlijkse bondsdag van de Christelijke Gereformeerde Jongerenorganisatie (CGJO) een stukje drama wordt opgevoerd. S. de Haan, jeugdwerkadviseur van de CGJO, heeft daar goede ervaringen mee. „Je merkt dat drama de jongeren veel doet, vaak meer dan een toespraak. Na een jongerendag krijg je over dit onderdeel ook de meeste reacties binnen.”

Nog geen twintig jaar geleden zou het ondenkbaar zijn geweest dat drama en mime een plek op een christelijke gereformeerde jongerendag kregen. De Haan geeft dat volmondig toe. „Klopt. Er is in die twintig jaar ook veel veranderd in de samenleving en in ons eigen leven. Als jongerenorganisatie opereer je nu eenmaal niet in een vacuüm. Je kunt dan ook niet aan die ontwikkelingen voorbijgaan. Je mag –en je moet misschien zelfs– zoeken naar vormen die bij de nieuwe generatie passen. Want je redt het vandaag niet meer met alleen toespraken en discussies. Daarmee boei je jongeren niet meer. Tegen dit probleem lopen alle jongerenorganisaties aan, denk ik. De Evangelische Omroep, bijvoorbeeld, gebruikt veel eigentijdse vormen die bij de jeugd aanslaan. En het is niet voor niets dat ook de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) tijdens zijn jongerendag met drama en sketches werkt.” Ook binnen de Gereformeerde Gemeenten zijn er jongeren die experimenteren met vormen van toneel om de bijbelse boodschap uit te beelden.

Binnen jongeren- en evangelisatiewerk wordt heel divers met drama en mime omgesprongen. Sommigen proberen alleen door een soort sketch mensen aan het denken te zetten en gaan vervolgens over tot de woordverkondiging. Anderen gaan een stapje verder en spelen een bijbelse geschiedenis na. Binnen jeugdverenigingen die bij de CGJO zijn aangesloten, wordt in veruit de meeste gevallen de eerste variant toegepast. Maar ook het naspelen van een bijbelverhaal gebeurt wel. De Haan vindt dat het ene bijbelse verhaal zich daar beter toe leent dan het andere. „Ik heb er bijvoorbeeld bezwaar tegen als iemand de Heere God naspeelt. Ook heb ik grote twijfels of je de rol van Jezus mag spelen. Dat zou ik zeker niet propageren. Maar als jongeren bijvoorbeeld een gedeelte van de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan uitspelen, dan heb ik daar minder moeite mee.”

Leefwereld
Drama of mime kan de woordverkondiging moeilijk vervangen, is de overtuiging van de jeugdwerkadviseur. „Ik zeg niet dat het niet kan. Maar in mijn beleving is het haast onmogelijk. Je kunt drama heel goed gebruiken om jongeren wakker te schudden of een probleem helder neer te zetten, maar daarna moet je er nog wat mee. Dat kan in het algemeen goed door een pakkende toespraak.”

Dat drama en mime voor velen in de gereformeerde gezindte taboe zijn, begrijpt De Haan. „Ik kan dat wel invoelen. Toch moeten we hierin eerlijk zijn. Ik denk dat een bepaalde vorm op zichzelf gezien niet verkeerd is. Natuurlijk kun je deze op een verkeerde wijze gebruiken. Maar dezelfde vorm kun je ook een lading geven die mensen op het goede spoor zet. Het is belangrijk dat je voor jezelf een bepaald criterium heb bij het beoordelen van diverse kunstuitingen die je bij de evangelieverkondiging kunt gebruiken. Ik houd mezelf altijd voor dat als een bepaalde vorm verder afbrengt van God, we verkeerd bezig zijn. Maar brengt ze juist dichter bij de Heere, dan zitten we op het goede spoor.”

Een belangrijk doel van de CGJO is dat ze aansluiting zoekt bij de leefwereld van jongeren. Hoe ver is ze bereid daarin te gaan? „Ver”, antwoordt De Haan. „Je moet als jongerenorganisatie altijd kijken waar je doelgroep zit. Dan zul je ook de cultuur van de jongeren moeten kennen om vervolgens aansluiting bij hen te zoeken. Ik veroordeel een bepaalde vorm niet per definitie omdat deze vooral buiten de kerk wordt gebruikt. Ik denk juist dat de meeste kunstuitingen christelijk zijn in te vullen.”

Ook housemuziek? „Nee, op dit moment zie ik dat niet. Dat geldt wat mij betreft ook voor dans. Er zijn organisaties die dat gebruiken om de verkondiging dicht bij de postmoderne mens te brengen. Op dit moment zou ik niet weten wat ik daarmee moet. Maar ik sluit niet uit dat er heel creatieve mensen zijn die op een verantwoorde wijze deze vormen gebruiken.”

In het algemeen denkt De Haan dat kunst heel zinvol kan zijn in dienst van het Evangelie. „We hebben in de protestantse traditie wel eens onderschat welke positieve invloed schilderijen, fresco's en kruiswegstaties kunnen hebben op mensen. We hebben immers niet alleen twee oren, maar ook ogen en gevoel. Ik ben ervan overtuigd dat muziek, drama en mime goede hulpmiddelen zijn om de bijbelse boodschap bij de postmoderne mens te brengen. Ze bieden mogelijkheden die het gesproken woord alleen niet biedt. Vergeet niet dat we de afgelopen dertig jaar vooral visueel ingestelde mensen zijn geworden. Daarom is het belangrijk dat we ook zoeken naar nieuwe voertuigen voor het Evangelie. We moeten het gesproken woord niet vervangen, maar wel aanvullen.”

Goed verhaal
F. van Toor
Dat het gesproken woord per se aanvulling behoeft, daarvan is F. van Toor niet overtuigd. Tot begin van dit jaar was hij voorzitter van de Landelijke werkgroep kinderevangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten. Zijn ervaring is dat iemand die een goed verhaal vertelt nog steeds kan rekenen op een aandachtig gehoor, zowel van kinderen als volwassenen. „Natuurlijk maakt het uit of iemand vanuit zijn achtergrond gewend is om te luisteren. Er zijn mensen die zo visueel zijn ingesteld dat ze met een vertelling niet langer dan twintig minuten zijn te boeien. Toch geloof ik dat een goede verteller bijna alle mensen een halfuur aan zich weet te binden.”

Van Toor, die zijn wortels in het onderwijs heeft en in het dagelijks leven schoolbegeleider is, beaamt dat kinderen in het algemeen steeds minder goed kunnen luisteren. „Ze zijn door de huidige beeldcultuur meer gericht op wat zichtbaar is. Dat heeft ook zijn invloed op de leescultuur. Er zijn kinderen die buiten schooltijd om niet meer lezen dan de ondertiteling op tv. Overigens zien we ook op de reformatorische scholen dat veel kinderen zich weinig tijd voor lezen gunnen.”

De diverse groepen die binnen de Gereformeerde Gemeenten op het terrein van de kinderevangelisatie actief zijn, spelen niet bewust in op de heersende beeldcultuur. „Het enige wat we op dit punt doen, is het gebruik van flanelbordplaten. De vraag die dan opkomt, is: Mag je de Heere Jezus nu afbeelden of niet? Een aantal kinderclubs doet dat, maar de meeste zien er toch van af. De bezwaren ertegen leven in de gereformeerde gezindte, maar ook daarbuiten. De bekende anglicaanse hoogleraar dr. J. I. Packer ageert er flink tegen, omdat je volgens hem de goddelijke en menselijke natuur van Christus niet mag scheiden en de goddelijke natuur niet kunt verbeelden. Bovendien vindt hij dat je mensen misleidt, omdat je altijd een verkeerd beeld voorschotelt.”

Toch denkt Van Toor dat binnen de gereformeerde gezindte niet altijd even consequent wordt geredeneerd als het gaat om afbeeldingen van de Heere Jezus. „Ik ken maar weinig mensen die boos hun Rembrandt-bijbel dichtslaan als ze daarin een schilderij tegenkomen waarop Christus staat geportretteerd.”

Poppenspel
De Landelijke werkgroep kinderevangelisatie heeft nooit overwogen om iets met drama te doen. „In onze kring zijn we altijd tegen toneel geweest. Zelfs poppenkasten worden op veel reformatorische scholen geweerd. Het gevaar van toneel is dat, als je het goed wilt doen, je in de huid van een ander moet kruipen. Dan moet je jezelf kunnen loslaten. De wereld van de glitter en glamour laat ons zien waar dat toe leidt. Op een gegeven moment ben je niemand meer. Ik signaleer echter wel een spanningsveld. Op het moment dat ik een kind bij een socialevaardigheidstraining een bepaald gezicht laat trekken –„doe eens boos”– laat ik het in principe toneel spelen. We kunnen dus op dit punt niet helemaal zwart-wit redeneren.”

Veel mensen die zich bezighouden met kinderevangelisatie maken daarbij gebruik van een poppenspel. Soms wordt een bijbelverhaal nagespeeld. Anderen gebruiken de poppen om kinderen te laten zien wat bijvoorbeeld stelen is, om vervolgens een bijbelverhaal te vertellen waarin het over diefstal gaat. Over de eerste mogelijkheid hoeft Van Toor niet lang na te denken: „Dat zou ik dus nooit willen.” Over de laatste optie zegt hij: „We komen nu in een rafelig gebied. Ik zou het zelf niet doen. Misschien biedt een poppenspel op deze manier mogelijkheden, maar de stap naar drama is wel erg klein. Bovendien heb ik genoeg andere middelen om mijn doel te bereiken. Ik kan ook via een inleidend verhaaltje het begrip stelen naar voren brengen.”

Reddingsboot
Het valt Van Toor op dat velen denken dat bij evangelisatie mensen geamuseerd moeten worden. „Leuk, prettig en fijn zijn vaak de sleutelwoorden. En natuurlijk moet er een goede sfeer zijn. Maar evangelisatiewerk heeft niets te maken met prettig en fijn. Het proclameren moet voorop staan en niet het amuseren. Als we kijken naar de profeten uit het Oude Testament, dan zien we dat ze heel direct spraken, terwijl ze zich richtten tot mensen die voor een groot deel van de dienst van de Heere waren vervreemd. Hun boodschap was heel duidelijk: Bekeert u, want er is sprake van een noodsituatie. Ten diepste is evangelisatiewerk niet anders dan het uitwerpen van een reddingsboot. Dat is wat anders dan een plezierboot.”

Het Woord van God moet bij het benaderen van een buitenkerkelijke centraal staan. „Als de Heere in mensen werkt, dan doet hij dat door Zijn Woord en Geest. Zodra we gaan vertellen, moeten we met ons woord zo dicht mogelijk bij hét Woord blijven. Natuurlijk is een goede verteltechniek belangrijk. Daar mogen we wellicht best meer energie in steken. Maar het resultaat is er ten diepste ook weer niet van afhankelijk. Het is uiteindelijk de Heere Die bekeert. Ook als ik een kromme stok ben, kan Hij een rechte slag slaan.”

Hellend vlak
Ds. J.M. Storm
Ds. J. M. Storm uit Apeldoorn sluit zich aan bij de constatering van Van Toor dat Gods Woord in het evangelisatiewerk vaak niet die centrale plaats heeft die het toekomt. Als directeur van het Internationaal Kinderevangelisatie Genootschap (IKEG) in Nederland stimuleert hij kerken en evangelische gemeenten om aan kinderevangelisatie te doen. Waar dat niet lukt, probeert IKEG zelf iets te beginnen. „Veel kerken proberen met allerlei middelen de jeugd naar de kerk te trekken”, constateert ds. Storm. „Het grote gevaar daarvan is dat de echt kerkelijk betrokken jongeren de smaak van de wereld te pakken krijgen. In plaats dat je andere jongeren binnenleidt, loop je het risico dat je eigen jeugd de wereld in trekt.”

Voor drama en toneel heeft hij weinig goede woorden over. „In de tijd van Paulus waren die kunstuitingen er ook al. Toch heeft hij zich beperkt tot de dwaasheid van de prediking. Dat moet ons te denken geven.”

De IKEG-directeur, die in Zuid-Afrika geboren en getogen is, woont sinds negen jaar in Nederland. Binnen die relatief korte periode heeft hij het gebruik van vormen als drama en mime binnen Nederlandse kerken en organisaties flink zien toenemen. „En die ontwikkeling lijkt steeds sneller te gaan. Toen ik nog in Zuid-Afrika woonde, was ik veel minder kritisch over moderne vormen dan ik nu ben. Dat wil ik eerlijk bekennen. Daar stonden drama en sketches nog in de kinderschoenen. Maar toen ik in Nederland kwam, ben ik helemaal omgeslagen. Ik zag toen pas waar het allemaal toe leidt.”

Wie eenmaal het pad van drama en mime opgaat, begeeft zich op een hellend vlak, is ds. Storms overtuiging. „Alles wat je doet om een buitenkerkelijke je kerk of club binnen te lokken, moet je immers op termijn steeds beter doen. Anders houd je de mensen niet binnenboord. En laten we eerlijk zijn: we kunnen niet tegen de wereld concurreren. Je wordt daar doodmoe van. Als entertainment een grote plaats in de kerk gaat innemen, moet je steeds wat anders verzinnen, anders gaan de mensen zich vervelen. Maar als je ze door het Woord trekt, gepaard met liefdevolle en oprechte aandacht, hoef je niets extra's te doen. De Heere gebruikt dat oneindig veel meer dan al het andere spektakel. Oké, je zult misschien minder mensen trekken. Maar wat heb je aan een grote menigte mensen als je geestelijk gezien niets bereikt? God telt niet, maar Hij weegt. Dat moeten we nooit vergeten.”

Clown
De theoretische onderbouwing voor zijn mening heeft ds. Storm gevonden in het proefschrift van de Amerikaanse dr. H. D. Schuringa. Deze promoveerde enige tijd geleden op een dissertatie met de titel: ”Woordverkondiging in een visueel tijdperk”. „Daarin schrijft hij dat niet één medium waarmee wij communiceren neutraal is. Sterker nog: de inhoud van de boodschap wordt wezenlijk door het medium beïnvloed. Schuringa baseert zich hierbij op onderzoeken van seculiere communicatiewetenschappers. Het is dus niet om het even hoe de boodschap van het Evangelie wordt gecommuniceerd. Als je daarvoor een clown gebruikt, zoals in sommige gemeenten gebeurt, gaat er iets mis. De aard van de boodschap verdraagt zich niet met dit medium. Je kunt het vergelijken met een man die ernstig ziek is. Op zo'n zieke stuur je toch ook geen clown af om hem te vertellen dat hij niet meer te genezen is? De man zal de boodschap waarschijnlijk niet geloven omdat hij geen waarde hecht aan de woorden van een clown. Zo'n malloot neem je immers niet serieus?

Een ander belangrijk punt uit het onderzoek van dr. Schuringa is dat de menselijke hersenen verbale en visuele informatie verschillend verwerken. Visuele informatie laat onmiddellijk indrukken achter en maakt ook meteen emoties los. Verbale informatie echter moet je met je verstand verwerken. Je moet als het ware een bepaalde redenering volgen. Zoals we in Romeinen 10 kunnen lezen, heeft God bepaald dat het geloof uit het gehoor zou zijn. Dat betekent dat evangelieverkondiging primair verbaal moet gebeuren. Laten wij toch niet denken dat die informatie even goed visueel overgebracht zou kunnen worden. God heeft zelf de keuze gemaakt.”

Ds. Storm wil niet zo ver gaan dat alle visuele hulpmiddelen afwijst. „Die gebruiken wij binnen onze organisatie wel degelijk. Te denken valt aan platen, flanelfiguren of bepaalde voorwerpen. De Heere Jezus en de profeten gebruikten ook voorwerpen om iets duidelijk te maken. Maar ze kwamen daarna altijd met een verbale boodschap. Wij proberen ook deze bijbelse lijn te volgen.”

Rapmuziek
Dat iedere wereldse kunstuiting in principe christelijk in te vullen is, wil er bij ds. Storm niet in. Om zijn mening te illustreren, maakt hij een uitstapje naar het terrein van de muziek. „Ik spreek soms mensen die denken dat de bijbelse boodschap ook gecommuniceerd kan worden met behulp van dans- en rapmuziek. In het bijbelboek Openbaring lezen we dat in de hemel het ”heilig, heilig, heilig” wordt gezongen. Is het voor te stellen dat daar ook rap- en dansmuziek zullen klinken? Kunnen wij datgene wat wij hier zingen ook in de hemel zingen? Dat is voor mij het criterium. Wij moeten ons afvragen of een muziekvorm bij God past en niet of hij bij mij past.”

Ds. Storm benadrukt dat hij niemand wil veroordelen die binnen het evangelisatiewerk wel moderne kunstuitingen als drama, mime en moderne muziek gebruikt. „Als ik negen jaar geleden niet naar Europa was gekomen, was ik waarschijnlijk dezelfde kant opgegaan. Toch wil ik duidelijk zeggen dat moderne vormen niet de oplossing bieden. Het zijn slechts halmen waarnaar velen grijpen om toch maar resultaat op het evangelisatiewerk te zien. Natuurlijk krijg je zo mensen om je heen. Maar geestelijk gezien bereik je niet veel. Ik weet een betere weg: terug naar de Heere en vragen of Hij mensen een honger naar Zijn Woord wil geven. Natuurlijk moeten we christenen leren om het Evangelie op een goede wijze uit te dragen. Dat is onze verantwoordelijkheid. Maar nog veel belangrijker is het dat ze werkelijk gedreven zijn door de Heilige Geest.”