Christen & kunst22 mei 2000

Vader en zoon Stam bezoeken graag musea, maar niet samen

Een documentaire als kunstwerk

Door W. M. Bakker
Als kind zag N. Stam oude foto's van de brand van het stadhuis in Leiden, eind jaren twintig. Dat maakte „geweldige indruk.” Tijdens een bezoek aan de Lakenhal in die stad, vorig jaar, werden er filmbeelden van de vuurzee vertoond. „Zo'n film voegt iets toe aan het fotomateriaal. Je ziet nog veel beter de houding van de mensen, de expressie op de gezichten”, zegt Stam bevlogen. „Die fascinatie deel ik absoluut”, reageert zoon Niek. Mede door het enthousiasme van zijn vader kreeg hij al jong oog voor beeldende kunst.

De belangstelling voor boeken en muziek kreeg N. Stam (56), geboren en opgegroeid in een middenstandsgezin, van huis uit mee. Tijdens zijn opleiding aan de kweekschool kwam de interesse voor beeldende kunst en architectuur daarbij. Als het zo uitkomt, probeert de docent Nederlands aan de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen een verplichting in het land met een bezoekje aan een concert of museum te combineren.

Zijn kinderen kregen belangstelling voor cultuur met de paplepel ingegoten, hoewel Stam altijd benadrukt heeft dat het oog niet wordt verzadigd van zien. „Uiteindelijk nemen kunst en cultuur maar een marginale plaats in het leven in, als tegenwicht voor zware arbeid.” Dankzij een OV-jaarkaart kwam het bezoek van allerlei musea voor het gezin jaren geleden binnen handbereik. „We gingen naar allerlei exposities, maar bijvoorbeeld ook naar het Westbroekpark in Den Haag.”

„Het was altijd erg gezellig”, zegt zoon Niek (23). „Als we bijvoorbeeld in Haarlem een expositie in het Frans Hals Museum bezochten, liepen we ook de stad door. Mijn vader wist overal genoeg van te vertellen.” Stam sr. herinnert zich een bezoek aan het Teylers Museum in dezelfde plaats. Tegen zijn zoon: „Jij was erg ongedurig en was al snel uitgekeken. Jaren later bleek dat je toch nog bepaalde details wist die ik alweer vergeten was.”

Gedichten
De vierdejaarsstudent journalistiek in Ede is ook actief als freelance fotograaf. Verder is hij redacteur van het deze maand voor het eerst verschenen christelijk-cultureel blad Marge. Welke grondhouding neemt hij als christen in bij het omgaan met cultuur? „In een museum zijn er afdelingen waar je lang blijft kijken, maar ook gedeelten waar je sneller doorheen loopt. Lang niet alles is interessant. Conceptuele kunst, zoals het inpakken van een brug in Parijs, gaat me vaak te ver.” Een kwestie van smaak of van principe? „Ik denk dat het geloof daarbij op de achtergrond wel meespeelt. Wat is nuttig?”

Voor Stam sr. is de wereld van kunst en cultuur toegankelijk „in zoverre God je geeft daarvan te mogen genieten.” Hij ervoer dat als jongen onder meer toen hij op de meelzolder in het ouderlijk huis gedichten van Ida Gerhardt las. „Ik heb ook honderden keren cantates van Bach gehoord en kan daar erg van genieten, maar het hele Matthäus-circus heb ik nooit meegemaakt. Ik heb het niet over de intenties van Bach, maar heb een afkeer van de sfeer eromheen.”

Als Stam tijdens een museumbezoek kennisneemt van een afdeling moderne kunst, is dat niet vanuit een persoonlijke interesse. „Het trekt me niet, maar als ik er toch ben, ga ik even kijken om de sfeer te proeven.” Ook zoon Niek beperkt zich niet tot kunst van eigen smaak. „Ik wil overal van op de hoogte blijven. Dat is voor mij verbonden met m'n vak. Ik volg wat er verschijnt, lees verslagen in diverse kranten.”

Leegheid
Vader Stam oriënteert zich eveneens breed door middel van artikelen in diverse bladen. „Ik houd regelmatig toneelrecensies bij, omdat je daarin de leegheid en schrilheid van deze tijd zo ontzettend nadrukkelijk vindt weergegeven. Het taalgebruik, de sfeer eromheen...”

„Dat is dé barrière om ervan te genieten”, vult Niek aan. Zijn vader: „Het is vaak zo onecht, zo gemaakt, zo gezocht. Een uiting van zieke geesten, zou ik haast zeggen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor film. Ik participeer daar niet in.” Hij wil een uitzondering maken voor de documentaire. „Ik kan me voorstellen dat je daarvan een mooi kunstwerk kunt maken.”

Niek: „In de fotografie ben ik constant met beeld bezig. Film zit daar dicht tegenaan. Als ik daarnaar kijk, doe ik dat niet om ervan te genieten, maar vanuit het perspectief van de maker. Dat kan heel mooi zijn. Een tentoonstelling blijft soms hangen vanwege de documentaire die erbij hoort.”

Stam sr.: „Als je documentaires over bijvoorbeeld Paulus Potter of Jacob Olie maakt, zou ik dat een mooi beroep vinden.”

Als u de gelegenheid krijgt met z'n tweeën een week een cultuurreis te maken, wat staat er dan op het programma?
Stam sr.: „Een merkwaardige situatie. In de eerste plaats reis ik niet en in de tweede plaats zou ik dan de hele tijd denken: Verveel ik Niek niet? Dan zou ik eerder apart op pad gaan en elkaar onderweg ergens ontmoeten. Je moet niet het idee hebben dat je elkaar dwarszit.”

Niek: „Je kunt het tempo niet volledig op elkaar afstemmen. Dat is iets individueels. Een reis van een week? Dan denk ik dat ik je Ierland zou willen laten zien. Dat vind jij ook mooi.”

Stam sr.: „Als ik in een museum of op een expositie ben geweest, zeg ik wel: „Joh, daar moet jij ook eens heen gaan.” Dan kun je er achteraf over praten. Maar ik zou niet samen gaan.”