Christen & kunst22 mei 2000

Winnie Verbeek heeft soms een pijnlijke ervaring

Toch naar de kunstacademie

Door G. Ligtenberg
Winnie Verbeek (28) studeert handvaardigheid aan de Academie voor Beeldende Vorming in Amsterdam. Eigenlijk is het een lerarenopleiding, maar Winnie noemt het „een verkapte kunstacademie.” De school lijkt die visie te delen. „Het opleiden tot kunstenaar staat voorop; pas daarna komt het lesgeven.”

Het was voor Winnie –afkomstig uit een gereformeerdebondsgezin in Driebergen– niet vanzelfsprekend dat ze ”in de kunst” zou gaan. Tijdens haar pabo-studie in Gouda raakte ze enthousiast voor het vak handvaardigheid, dankzij haar toenmalige leraar. Na het behalen van haar diploma was Winnie van plan zich verder te bekwamen aan een kunstacademie, maar haar ouders raadden het af.

De bezwaren liepen uiteen. „We waren er niet zo heel geweldig voor”, zegt haar moeder voorzichtig. „Ze had haar pabo-diploma en we vonden het jammer dat ze er in de praktijk niets mee zou doen.” Ook het onchristelijke milieu van de kunstacademie speelde een rol. Toch is vader Verbeek nooit echt bang geweest dat zijn dochter haar opvoeding zou verloochenen. „We hebben veel vertrouwen in haar. Maar ik ben wel blij dat ze niet op haar achttiende naar de academie is gegaan. Nu staat ze steviger in haar schoenen.” Haar moeder: „We waarderen het heel erg dat Winnie bij de kerk is gebleven; dat laten we ook merken.”

Na drie jaar lesgeven op een reformatorische basisschool in Utrecht, besloot Winnie zich alsnog in te schrijven aan de Academie voor Beeldende Vorming in Amsterdam. De bezwaren van haar ouders waren niet minder geworden, maar Winnie zette deze keer door. „Ik was ouder geworden en wist wat ik wilde. Het was geen bevlieging van me en op een gegeven moment draag je de verantwoordelijkheid voor je eigen leven. Ik kan me de zorgen van mijn ouders voorstellen, maar ook qua identiteit was ik gevormd, wist ik wie ik was. Daarom was ik niet zo heel bang dat ik onkerkelijk zou worden. Het is wel zo dat je op een kunstacademie wordt geconfronteerd met een heel andere leefwereld. Maar geldt dat ook niet voor veel andere studies?”

Imago
Winnie bewerkt graag hout en steen; maar ook voor schilderen ging ze overstag. Ze denkt dat de kunstacademie voor veel christenen een negatief imago heeft. „Het is de angst voor het wereldse, het zondige. Het komt misschien ook doordat kunstenaars sneller geneigd zijn grenzen te overschrijden. Een kunstenaar legt ook veel van zijn innerlijk in zijn werk en dan kun je wel eens schrikken. Zeker de eerste tijd op de academie dacht ik wel eens: Dit wil ik niet.”

Af en toe krijgt Winnie te maken met culturele excursies waaraan ze achteraf liever niet had meegedaan. „Dat kan een pijnlijke ervaring opleveren. Nog niet zo lang geleden gingen we naar een toneelstuk van Berthold Brecht. Daarin werd verschrikkelijk tegen het christendom aangetrapt; dan verwijt ik mezelf dat ik me niet beter op het onderwerp heb ingelezen. Je moet dus heel kritisch zijn als het gaat om allerlei activiteiten. Een positief punt is dat ik er met klasgenoten goed over kan praten; het uitwisselen van ervaringen is heel mooi. Belangrijk is dat je vanaf het begin duidelijk maakt waar je staat; dan merk je dat docenten en leerlingen respect voor je opvattingen hebben.”

Winnie waarschuwt ervoor om niet al te stereotiep over de kunstacademie te denken. „Dan zijn mensen vaak niet meer bereid het goede onder ogen te zien. Dat maakt een gesprek moeilijk. Modeltekenen –een onderdeel van de opleiding– kun je om principiële redenen afwijzen, maar er is ook een andere kant. Je krijgt oog voor de schoonheid van het lichaam; het is heel bijzonder hoe God de mens heeft gemaakt.”

Winnie laat haar ouders volop delen in dat wat ze op de academie maakt en meemaakt. Ze neemt haar werk regelmatig mee naar Driebergen. „We hebben er wel eens kritiek op”, vertelt haar moeder. „Soms vinden we het een beetje onzin, natuurlijk, maar het is leuk dat ze 't meebrengt. Ze vertelt er heel open over en soms is ze heel trots dat het haar gelukt is iets te maken zoals ze dat wilde. Dat vinden we interessant.”

Atelier
Mevrouw Verbeek waardeert nog het sterkst het innemende karakter van haar dochter. „Ze heeft begrip voor onze zienswijze. Winnie zal ons nooit verwijten dat we er toch helemaal niets van begrijpen.”

Winnie zelf denkt na haar afstuderen een paar dagen in de week te gaan lesgeven. „Ik vind het heel belangrijk om dingen door te geven aan anderen; ik wil niet alleen maar kunstenaar zijn.” Maar een eigen ateliertje komt er ook, want creativiteit vraagt om een uitlaatklep.