Christen & kunst22 mei 2000

Menno van der Beek, dichter

Menno van der Beek (33) is computerprogrammeur en dichter. Stoeien met woorden deed hij als kind al. „Ik heb altijd een schrijfblokje bij me. Iedere dag schrijf ik minstens twee bladzijden vol met steekwoorden, onder meer over mijn moeilijkheden en twijfels. Inmiddels heb ik een halve meter kladjes.”

Menno van der Beek
Van der Beek is wekelijks een paar avonden met dichten bezig. Hij wil met een gedicht niet overtuigen, geen pasklare antwoorden aanreiken, maar wel herkenning oproepen. „Noem het een stukje zendingsdrang. In elk gedicht kom je bij je diepste levensovertuiging uit. Mijn christen-zijn schept enkel mogelijkheden, omdat ik een verticale dimensie in mijn gedichten aan kan brengen. Met het aanboren van nieuwe lagen van twijfel hoop ik nieuwe lagen van zekerheid te vinden, te komen tot diepere geloofservaringen.

Gedichten zijn voor mij gestolde gedachten. Wanneer je een gedachte in woorden weergeeft, wordt deze sterker, ontroert hij meer. In een gedicht kun je iets bewaren, dingen met anderen delen of hen irriteren, prikkelen. Wanneer ik met mijn gedicht bij iemand op een gevoelige plek druk, kan dit namelijk niet prettig aanvoelen.”

De Rotterdamse dichter werkt ambachtelijk. De keuze voor strakke dichtvormen als het sonnet dwingt hem door de materie heen te kruipen. „Het vertimmeren van gedachten tot een gedicht kost me minstens zes uur. Dan heb ik nog maar een ruwe versie. Ik zoek naar kernwoorden in woordenboeken, verdiep me soms met behulp van de encyclopedie in een onderwerp. Ik hou van een mooie afrondende zin. Meestal wacht ik tot die me aan komt waaien.

Of dichten leuk is? Tijdens het dichtproces vraag ik me nogal eens af waar ik mee bezig ben. Is een gedicht gelukt dan voel ik me echter rustig, heel, begrepen.”