Binnenland

„Juridische afhandeling soms traumatischer dan neerstorten”

Martinair en ANWB scoren slecht

Van onze binnenlandredactie
DEN HAAG – Zes jaar na de ramp op de Portugese luchthaven Faro is de juridische afwikkeling voor verschillende inzittenden en nabestaanden van slachtoffers nog niet rond. Veel van de directbetrokkenen beoordelen de juridische afhandeling en de handelwijze van Martinair en de ANWB als (bijzonder) negatief.

Dat blijkt uit een vertrouwelijk verslag van het Crisis Onderzoek Team (COT) dat deze week verscheen. Het commentaar en de rol van de Rijksluchtvaartdienst in de afwikkeling van de Faro-ramp met betrekking tot de inzittenden komen er het slechtst af met een 2,5 op een schaal van 10. De rol van de overheid en Martinair volgen direct daarna met respectievelijk 3,0 en 3,4. De juridische afwikkeling van de ramp scoort met 4,2 eveneens laag, net als het Faro-steunfonds en de ANWB, met 4,5 en 4,6.

Ook de rol van de media na de ramp verdient geen schoonheidsprijs, zo vinden overlevenden en nabestaanden (4,8). Het Portugese onderzoek naar de oorzaak van de ramp scoort bijna voldoende (5,6), en de inzet van de Anthony Ruys Stichting –een stichting onder andere ter behartiging van de belangen van slachtoffers en nabestaanden van de Faro-ramp, genoemd naar het neergestorte toestel– komt boven de 6 uit (6,3). Steun van lotgenoten wordt met 7,2 gewaardeerd, de steun uit de eigen omgeving scoort met 7,4 het hoogst.

Vraagtekens
Op de Portugese luchthaven Faro verongelukte op 21 december 1992 een DC-10 van de Nederlandse chartermaatschappij Martinair tijdens de landing. Het ongeluk kostte 56 inzittenden het leven, 106 passagiers raakten zwaargewond.

Twee en een half jaar na de ramp werden leden van het COT benaderd door vier overlevenden. Daarbij werd het ongenoegen over de juridische en financiële afhandeling van de ramp geuit en kwamen vraagtekens te staan bij de verschillende onderzoeksrapporten naar de oorzaak van het vliegtuigongeluk. Naar aanleiding van deze vragen werd in 1995 via het adressenbestand van de Anthony Ruys Stichting een enquête uitgezet onder overlevenden en nabestaanden.

Verwerking
Uit de resultaten van deze enquête bleek dat drie jaar na de ramp nog veel zaken –onder andere de geestelijke en lichamelijk verwerking, de juridische afwikkeling en de daarmee samenhangende financiële consequenties– een belangrijke rol speelden in het dagelijkse leven van de betrokkenen. Een aantal van de vragen die toen werden gesteld, kon echter nog niet worden beantwoord, omdat bij velen de schadeafwikkeling nog niet was afgerond. Om deze reden en ook omdat de vraag rees of er verandering zou hebben plaatsgehad van de mening van de betrokkenen over de afhandeling en de betrokken instanties, werd in 1998 besloten tot een tweede enquête.

Begin mei van dit jaar werd de vragenlijst toegestuurd. Vijf maanden later, eind september 1998, waren 86 vragenlijsten retour. Tien van de adressen waarheen de vragenlijst was verzonden, reageerden met een afwijzing: men wilde er niet (meer) aan meedoen. Twee vragenlijsten bleken te summier ingevuld, zodat de uitslag van de tweede enquête is gebaseerd op de antwoorden van 74 personen. Van die 74 zijn 63 inzittenden. Acht van hen verloren door de ramp een familielid en/of bekende. Negen van de elf (74 min 63) niet-inzittenden verloren door de ramp eveneens één of meer familieleden. Driekwart van de respondenten van de tweede enquête werkte in 1995 ook mee aan de eerste.

Van negen inzittenden blijken (delen van) schadeclaims ook na bijna zes jaar nog in behandeling. Deze respondenten werden op het moment van insturen nog steeds bijgestaan door de ANWB, een eigen advocaat en/of een vakbond. Van de groep voor wie het juridische proces is afgerond, gaven dertig inzittenden en vrijwel alle nabestaanden aan ontevreden te zijn over de schadeafhandeling. De negen van wie het afwikkelingsproces nog niet is afgelopen, ervaren dat als „een lange marteling”.

Lang wachten
Vier op de tien respondenten zijn van mening dat de juridische afhandeling in zekere zin tot een erger trauma heeft geleid dan het neerstorten van het vliegtuig zelf. Veel van de ondervraagden geven aan dat het lange wachten op de juridische afhandeling de verwerking van de psychische problemen heeft vertraagd. Een aanzienlijk aantal ondervraagden belandde als gevolg van 'Faro' in de wao, of ging minder werken, waardoor het inkomen (soms aanzienlijk) achteruitging.

Vier op de tien inzittenden stelden hun mening over de betrokkenheid van Martinair in de jaren na de eerste enquête in negatieve zin bij. Ten aanzien van de betrokkenheid van de ANWB gaf de helft aan dat hun oordeel de laatste jaren negatiever is geworden. Ook het oordeel over de betrokkenheid van advocaten werd in neerwaartse richting bijgesteld door 42 procent van de inzittenden. „Het belang van het slachtoffer geniet geen prioriteit”, zeggen enkele van hen. „Er is onvoldoende steun of er lijkt sprake te zijn van belangenverstrengeling”.

Veel betrokkenen zijn blij met de Anthony Ruys Stichting als contactadres en belangenbehartiger, maar achten de stichting vooral van belang bij „het achterhalen van de oorzaak van de crash”. Driekwart van hen vindt tegelijk dat de overheid een veel grotere rol had moeten spelen bij de afhandeling en in de nafase van de ramp. „Het is de plicht van de overheid om de oorzaak van de ramp uitvoerig te onderzoeken”.

In de eerste enquête-uitslag was een ruime meerderheid bijzonder ontevreden over de resultaten van de onderzoeken naar de oorzaak van de ramp. Veel mensen hadden het gevoel dat de verhalen van de overlevenden werden genegeerd en de objectiviteit van de onderzoeken werd zeer in twijfel getrokken. Ook in het tweede rapport is de vraag naar de oorzaak van de ramp manifest aanwezig.

In 1998 had 71 procent van de inzittenden nog steeds lichamelijke problemen als gevolg van de crash. De groep met klachten is wat afgenomen ten opzichte van '95, maar er worden meer klachten ervaren. Een klein aantal inzittenden is ook na zes jaar nog onder behandeling bij een psycholoog, psychiater of een riagg.