Binnenland13 januari 2001

„Jullie daar op bed, vechten hè”

Door J. Visscher
VOLENDAM – In een stille cadans trekken duizenden mensen door de straten van Volendam. Lange schaduwen dwalen langs de dijk. Volendam rouwt. „Wees ook vrienden in moeilijke tijden. Niet voor een week, niet voor een jaar, maar voor altijd.”

Vrijdagavond, zeven uur. Het is vrieskoud. In de rampnacht was het net zo kil. Een felle brand verwondde Volendam. Haast huis aan huis hangen nu de vlaggen halfstok. Kerkklokken luiden. Duizenden Volendammers herdenken de slachtoffers van de ramp in nieuwjaarsnacht. Vooraan in de stoet lopen tientallen jongeren. Bedrukte gezichten. Wiegende lampen in duistere straten. Ook deze beelden staan onuitwisbaar in Volendamse geheugens. Achter de jongeren de hoogwaardigheidsbekleders. Premier Kok, prins Willem-Alexander, vertegenwoordigers van de rooms-katholieke kerk, burgemeester IJsselmuiden van Volendam. De ramp lijkt z'n gelaatsuitdrukking te tekenen. In Volendamse huizen waar licht brandt, volgen de bewoners de herdenkingstocht op de televisie.

Voor de ramen van café De Hemel zijn planken gespijkerd. Bemoedigende briefjes. Een mevrouw uit Alphen aan de Rijn –„Mijn man z'n zuster is in september overleden ten gevolge van brandwonden in het gezicht”– raadt nabestaanden aan troost in Psalm 62 te zoeken: „Mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God. Dat houdt ons op de been.”

Laagje ijs
Tegen acht uur verzamelen duizenden Volendammers zich in het stadion van FC Volendam. De lucht kleurt gitzwart. Felle bundels van vier hoge lichtmasten zetten de menigte in een witte gloed. Was de tocht door de straten stil, nu roezemoest menigeen. Er klinkt een merkwaardige mix van klokgelui uit het dorp en muziek in het stadion.

„Hoe broos is het dunne laagje ijs waarop we schaatsen”, spreekt premier Kok de menigte in het stadion toe. „Velen zijn onherstelbaar verwond door deze niets en niemand ontziende ramp. Meisjes, jongens, dierbaren die we zo innig liefhebben zijn in die tragische nacht omgekomen.

De gevoelens van onmacht en onbegrip gaan daarmee niet weg, maar maken het grote verdriet wel draaglijker. Een hand op de schouder geeft kracht. Al weet ik dat het leed voor velen niet op zal houden.”

De ramp „roept natuurlijk ernstige vragen op” zegt Kok. „Er zal gedegen onderzoek komen naar regelgeving en voorschriften, maar geen enkel oordeel zal de ramp in Volendam kunnen wegnemen.”

Het dorp aan het IJsselmeer heeft een „lange, loodzware weg te gaan”, zo spreekt de premier de duizenden Volendammers toe. „We zullen met de ramp moeten leren leven. Dat zal pijnlijk zijn. Volendam rouwt. En Nederland rouwt mee.”

Steekvlam
„Een afschuwelijke steekvlam heeft in de nieuwjaarsnacht onvoorstelbaar verdriet in Volendam gebracht”, zegt de Volendamse burgemeester IJsselmuiden. „Jonge mensen, nog in het voorportaal van het leven, zijn in één klap weggerukt. En velen zijn voor het leven getekend. Je zoekt naar woorden om het leed te omschrijven, maar je vindt ze niet.”

Volendam beleeft „misschien wel de moeilijkste dagen en gaat misschien nog moeilijker dagen tegemoet”, zegt IJsselmuiden. „Veel ouders in ziekenhuizen leven op dit moment tussen angst en hoop. Dat God Volendam helpt te treden uit de duisternis van zijn noodlot.”

Met waardering spreekt de burgemeester over de hulpverleners die de slachtoffers van de cafébrand met raad en daad terzijde stonden. „Ik heb in die nacht helden gezien en ook in de ziekenhuizen vechten doktoren op dit moment voor het leven van de gewonden.”

Woedend
De meeste indruk op de duizenden Volendammers in het stadion lijken de korte toespraken van een vijftal jongeren te maken. Na iedere bijdrage van de jongeren golft applaus door de massa.

Een meisje zegt „boos en woedend” te zijn dat een ramp als in Volendam „niet kon worden voorkomen.” Oorzaken zijn „gemakzucht, geldzucht en belangenverstrengeling.”

Fel kritisch is de spreekster richting de media. „Ze legden onze emoties genadeloos bloot. Was het te veel gevraagd om 10meter afstand te houden?”

„Mateloze bewondering” heeft het meisje voor de hulpverleners en jongeren –„in beschonken toestand”– die de eerste nood lenigden op de dijk.

Een woordvoerder van FC Volendam trekt een vergelijking met een voetbalwedstrijd. „Het staat nu één nul voor de ramp. Maar we moeten als één groot supporterslegioen achter de slachtoffers gaan staan. De tijd moet ooit weer komen dat we in Volendam een feestje kunnen maken en op de dijk en weer een biertje kunnen drinken. Dan wordt de stand: Volendam–ramp: 2-1. De ramp moet weten dat Volendam sterk is.”

Jongeling van Naïn
Dieper gaan de woorden van pastoor J. Berkhout. „God wil niet dat jongeren sterven.” De pastoor wijst op de geschiedenis van de jongeling van Naïn: „Jezus heeft medelijden met de moeder achter de baar. Meer kleur nog. Jezus toont iets van boosheid over de dood en gebiedt de lijkbaar te stoppen, Hij zegt: Sta op.” De pastoor –„Ik heb tientallen gewonden bezocht en dan breekt je hart”– roept de massaal aanwezige jongeren op om op God te vertrouwen. Hij stelt het tere geloof van z'n grootmoeder ten voorbeeld. Die zei: „Laat het geloof nooit los. Put er kracht uit.” Aan de Volendamse jeugd vraagt de pastoor meeleven en meelijden met de jonge gewonden. „Zij krijgen het erg moeilijk. Wees ook vrienden in moeilijke tijden. Niet voor een week, niet voor een jaar, maar voor altijd.”

Dan richt pastoor Berkhout zich tot de tientallen jongeren in de ziekenhuizen die de herdenkingsbijeenkomst voorzover mogelijk via de televisie volgen. „Vechten hè!” Op verzoek van de pastoor laten de Volendammers een luid applaus horen ter bemoediging van hen die lijden.