Binnenland2 januari 2001

Cafébrand veroorzaakt verbijstering en verdriet in Volendam

„Ik zag ze d'r uitkomen. Vreselijk”

Door J. Visscher
VOLENDAM – Verdriet heeft Volendam veroverd. De ramp in café Het Hemeltje heeft aan zeker acht jongeren het leven gekost. Het dodental zal naar verwachting nog oplopen. „Er is geen straat in Volendam die ongeschonden uit de strijd is gekomen.”

Voor het stadskantoor in Volendam groepen bewoners bijeen. De eerste avond van het nieuwe jaar valt. De verbijstering is haast tastbaar. „Hoe gaat-ie?” vraagt een man in spijkerjack aan een jongen die met z'n meisje aan komt lopen. „Lijden. Lijden”, zegt hij. „Ik heb ze d'r uit zien komen. Verschrikkelijk.” De Volendammer barst in snikken uit.

In Volendam kent zo'n beetje iedereen iedereen. „De ontreddering is groot”, zegt rector G. Dekkers van het rooms-katholieke Don Bosco College, een scholengemeenschap voor vbo tot atheneum. Met zo'n duizend leerlingen is het de grootste van de twee scholen voor voortgezet onderwijs in Volendam. „De ramp heeft er ingehakt”, gebaart Dekkers in het stadskantoor in Volendam. „Het dorp kent veel familiebanden. Iedereen heeft wel een vriend of kennis die bij de brand betrokken is.”

Dekkers werd gisternacht om drie uur uit bed gebeld door een collega. Die meldde het nieuws van de ramp. „Ik was behoorlijk geschokt. Onder de slachtoffers zitten leerlingen van onze school. Bijna alle cafébezoekers zijn immers tussen de 15 en de 25 jaar. Ook onder het personeel is groot verdriet gekomen.”

Voorzien van foto's van leerlingen ging Dekkers gisteren op zoek naar de namen van de slachtoffers. Op de middag van nieuwjaarsdag, wanneer de identiteit van de slachtoffers nog niet is vrijgegeven, zegt hij uiterst voorzichtig te zijn met het noemen van namen. „In Volendam hebben veel mensen dezelfde achternaam. Als je Jan Tol zegt, dan zijn er wel zes Jan Tollen. Dus je moet oppassen om mensen onnodig ongerust te maken als je iets niet zeker weet.”

Niemandsland
Op nieuwjaarsdag overlegde Dekkers voortdurend met hulpverleners over de te volgen strategie bij de opvang van de leerlingen, vanaf volgende week. „Het vervelende is een beetje dat we deze dagen in een soort niemandsland zitten. De leerlingen hebben immers vakantie. De gesprekken over de ramp gaan natuurlijk gewoon door.” De rector van de Volendamse scholengemeenschap sprak kort enkele leerlingen. „Je zag de gespannenheid op de gezichten.”

„Volgende week moeten we natuurlijk stilstaan bij de brand. De leerlingen mogen na de vakantie niet in een zwart gat vallen. We moeten niet de fout maken om even een uurtje te praten en dan weer over te gaan tot de orde van de dag. Dat zou uiterst minimaal zijn. Dat zet geen zoden aan de dijk.” In ieder geval organiseert de school volgende week een bijeenkomst waar „in gezamenlijkheid” de ramp wordt herdacht.

„Ontzettend veel kinderen zijn letterlijk en figuurlijk behoorlijk gehavend. Ik heb daar verhalen over gehoord. Jongelui wier huid voor 90 procent is verbrand. Kinderen met ingedrukte borstkassen. Die gehavende kinderen moeten die schokkende zaken een plaats in hun leven leren geven. Dat valt niet mee. Zullen ze naar buiten durven? Met dat soort dingen krijgen we in de toekomst te maken.”

In het verleden werden leerlingen op het Don Bosco College vaker geconfronteerd met schokkende zaken. Dekkers: „Het kwam meermalen voor dat een ouder van een leerling of een personeelslid overleed. Als gevolg van een ongeneeslijke ziekte, bijvoorbeeld. De impact daarvan was al behoorlijk groot. Nu betreft het echter waarschijnlijk diverse leerlingen van onze school. En gezien de verwondingen is aanwijsbaar hoe slachtoffers geleden moeten hebben. De vraag is wat voor geestelijke beschadiging onze leerlingen daarvan oplopen. Hoe deze ramp hen achtervolgt.”

Gevaarlijk
Dat honderden jongeren Oud en Nieuw vieren in een overvol café noemt J. van Kemenade, commissaris van de Koningin in Noord-Holland, „gevaarlijk.” „Ik vind het altijd riskant als zo veel jongemensen zo dicht bij elkaar in zo'n kleine ruimte zitten. Ik zal me daar niet tussen begeven, ik ben ook 63 jaar.”

Van Kemenade was betrokken bij andere rampen die Noord-Holland troffen: de Bijlmerramp, de ramp met de Dakota en de uitbraak van de veteranenziekte op een bloemenveiling in Bovenkarspel. „De rampen zijn niet met elkaar te vergelijken. Er is geen rangorde. Iedere ramp heeft z'n eigen tragiek.” De commissaris van de Koningin is goed te spreken over de hulpverlening na het uitbreken van de brand. „Voorzover ik dat kan beoordelen hebben de hulpdiensten zeer snel gereageerd. Er is zelfs een ambulant ziekenhuisje op de dijk geïnstalleerd.”

Kort na de brand waren er veertig medewerkers van het Rode Kruis op de rampplek voor de eerste hulp. Later op de dag vingen tien medewerkers van het Rode Kruis en tien mensen van Slachtofferhulp familie en betrokkenen op, onder meer in het Volendamse stadskantoor. „We laten mensen hun verhaal doen. We bieden een luisterend oor”, zegt Marja Verbraak van het Rode Kruis. „Er kwam op het stadskantoor bijvoorbeeld een jongen langs die vlak voor de brand de kroeg in wilde. Hij was getuige van de ramp en heeft vreselijke dingen gezien. Met zo'n jongen proberen onze hulpverleners te praten. Ook hebben we bijvoorbeeld een gesprek gevoerd met vijf meisjes die de trap opgingen van het café en rook naar beneden zagen komen, waarna ze zich nog net uit de voeten konden maken.”