Binnenland 11 november 2000

Dossier homohuwelijk

Oplossingen voor bezwaren roepen alleen maar grotere problemen op

Geen taboe op burgerlijk huwelijk

Door B. J. Spruyt
Ze betitelde het huwelijk als een „achterhaald en onderdrukkend instituut” en was dan ook blij dat het homohuwelijk de „genadeklap” aan die traditionele instelling had toegekend. Nu wil GroenLinks-kamerlid Halsema bezwaarde christenen de mogelijkheid bieden hun huwelijk alleen kerkelijk te laten bevestigen. Christenen staan voor de vraag wat zij met een dergelijk idee aan moeten.

Het kabinetsvoorstel om het huwelijk ook voor homoparen open te stellen is de Tweede Kamer gepasseerd en komt binnenkort in de Senaat aan de orde. De kans dat het voorstel ook daar de steun van een meerderheid krijgt is groot en het ziet er dan ook naar uit dat het homohuwelijk begin volgend jaar zal worden ingevoerd. Onder behoudende katholieken en protestanten heeft dat perspectief tot bezinning geleid. Katholieken, voor wie het huwelijk een sacrament is, bepleiten nu de afschaffing van de verplichting tot een burgerlijk huwelijk. Protestanten gaan minder ver, maar denken nu ook na over de vraag of de kerk in dezen de overheid nog wel kan blijven volgen.

Door het homohuwelijk is immers een essentieel onderdeel uit het traditionele huwelijk weggedefinieerd. Als zodanig is het huwelijk –in de omschrijving in de nieuwe wetstekst– in de optiek van velen geen huwelijk meer. Volgens hen zouden christenen zich daarom van het burgerlijk huwelijk moeten distantiëren en hun huwelijk alleen nog maar kerkelijk moeten laten bevestigen.

De bezinning op deze kwestie is nog maar net op gang gekomen, maar krijgt onverwacht urgentie omdat Halsema het onderwerp van de week op de politieke agenda heeft geplaatst. Zij deed dit vanuit de overtuiging dat kerk en staat strikt gescheiden terreinen dienen te zijn en dat de overheid zich niet mag inlaten met de persoonlijke levenssfeer van burgers. Een lid van een animistische sekte mag wat Halsema betreft met zijn schaap trouwen. Daar heeft de overheid niets mee te maken.

Waan
Maar Halsema zei dat haar voorstel ook was ingegeven door de wens aan de bezwaren van hindoestanen, conservatieve katholieken en orthodoxe protestanten tegemoet te komen. Zelfs waande zij zich eventjes de belangenbehartigster van de gereformeerde gezindte, maar uit die droom hebben de kamerleden Van der Staaij (SGP) en Rouvoet (RPF) haar snel wakker geschud. De kerken uit onze achterban zijn nog niet zover, hielden zij hun collega voor.

Orthodoxe protestanten staan nu voor de vraag hoe groot het probleem eigenlijk is. Voor het formuleren van een antwoord hebben zij deze week enig respijt gekregen, omdat de politieke discussie naar volgend jaar is verplaatst. Dan zal de Kamer discussiëren over een amendement van Halsema en een brief van het kabinet waarin alle voors en tegens van het volledig losknippen van het burgerlijk en het kerkelijk huwelijk worden opgesomd.

Ontegenzeggelijk is het zo dat het kabinet het huwelijk opnieuw heeft gedefinieerd en dat het huwelijk zoals dat nu in de wettekst komt vast te liggen, wezenlijk anders is dan voorheen. Maar betekent dat ook dat die nieuwe wet niet meer de ruimte biedt om een traditioneel huwelijk te sluiten? Dat laatste is moeilijker vol te houden. Binnen de ruimte die de overheid biedt, kunnen ook orthodoxe christenen nog altijd een huwelijk aangaan dat met hun opvattingen overeenstemt. Een man en een vrouw die straks zullen trouwen, kunnen hun verbintenis immers gewoon voor een ambtenaar van de burgerlijke stand laten voltrekken en die verbintenis vervolgens een huwelijk noemen.

Reservaat
De niet-noodzakelijke afwijzing van het burgerlijk huwelijk leidt bovendien tot ongewenste, uiterst complexe en in feite onoplosbare problemen. De volledige loskoppeling van het burgerlijk en het kerkelijk huwelijk betekent in de eerste plaats een privatisering van het huwelijk en daarmee van een verdergaande ontkerstening van het publieke domein. Op die manier dreigt het leven van christenen zich in toenemende mate bij de gunst van uitzonderingsbepalingen of in reservaten te gaan voltrekken. Te denken valt daarbij aan de positie van gewetensbezwaarde ambtenaren of aan het initiatiefwetsvoorstel van D66-kamerlid Bakker voor de zondagsarbeid. Christenen zouden zich niet zo gemakkelijk uit het publieke domein moeten laten verdrijven zolang dat niet strikt noodzakelijk is.

Bovendien leiden mogelijke oplossingen voor de problemen die het burgerlijk huwelijk zou oproepen, alleen maar tot grotere problemen. Als Halsema haar zin zou krijgen, zouden christenen die alleen in de kerk willen trouwen voor de wet als ongehuwd samenwonend door het leven gaan. Dat is voor hen geen wenkend perspectief.

Inmenging
De tweede mogelijkheid is dat het huwelijk in de kerk daadwerkelijk wordt voltrokken, bijvoorbeeld doordat de predikant tegelijk als ambtenaar van de burgerlijke stand optreedt. Zo gebeurt het in de Angelsaksische landen en zo gebeurde het ook in het voor-Napoleontische Nederland. Een terugkeer naar dat model lijkt ideaal, maar zal in het huidige Nederland tot vergaande inmenging van de overheid in kerkelijke kwesties leiden. De overheid zal een kerkelijk huwelijk met burgerrechtelijke gevolgen inhoudelijk willen toetsen. Dat zal betekenen dat een moslim in een moskee (nog) niet met meer dan één vrouw mag huwen, maar het zal ook betekenen dat een kerkverband de bevestiging van een huwelijk tussen twee homo's niet meer mag weigeren. Ook dat is geen blij vooruitzicht.

Kortom, zolang er geen dwingende redenen zijn het burgerlijk huwelijk principieel af te wijzen –en die zijn er niet zolang een man en een vrouw elkaar voor een ambtenaar van de burgerlijke stand nog gewoon hun jawoord kunnen geven– lijkt het niet verstandig een volledige ontkoppeling van het burgerlijk en het kerkelijk huwelijk te bepleiten. Tenzij de voltrekking van het huwelijk in de kerk burgerrechtelijke gevolgen kan hebben zonder nadere voorwaarden van de overheid aan de eigen voorwaarden van de kerken voor zo'n voltrekking.