Binnenland 27 mei 2000

SGP belegt conferentie over homohuwelijk

„Lauwheid achterban
meest verontrustend”

Van onze redactie politiek
GOUDA – In de achterban van de SGP is het „angstig stil” over het wetsvoorstel van het kabinet om het huwelijk voor homoparen open te stellen. Die stilte is misschien nog wel „verontrustender” dan het wetsvoorstel zelf.

Dat zei ds. Silfhout, predikant van de gereformeerde gemeente in Hendrik-Ido-Ambacht, donderdagavond op een congres in Gouda over het homohuwelijk. Het was georganiseerd door de Guido de Brèsstichting, het studiecentrum van de SGP, en werd door zo'n 35 belangstellenden bijgewoond.

Ds. Silfhout somde in zijn bijdrage bijbelse en theologische bezwaren tegen het homohuwelijk op. Hij stelde vast dat de publieke rechtsorde na de aanvaarding van het wetsvoorstel „ook in dit opzicht volledig ontkerstend zal zijn.” Daarom stelde hij vervolgens de vraag aan de orde of de kerk de overheid nog wel kan blijven volgen als het gaat om de sluiting van het huwelijk. Hij vroeg zich af of het niet „logisch” zou zijn om de „instelling van een facultatief religieus huwelijk” na te streven. Daarbij zou de overheid de keuze moeten bieden tussen een „religieuze wijze van huwelijksvoltrekking en een burgerlijke, beide met dezelfde burgerlijke effecten en rechtsgevolgen.”

Appèl
„Bezinning op dit punt is hard nodig”, aldus de predikant. „Een eenduidig profetisch spreken van de kerk tot de samenleving en de overheid is wat ons op dit ogenblik node ontbreekt, al worden in de gereformeerde gezindte pogingen ondernomen om –al is het dan maar binnen een smaldeel van het zich christelijk noemend deel van Nederland– te komen tot een appèl op regering en volksvertegenwoordiging om van de ingeslagen weg terug te keren. Krijgen we echter 'ons soort mensen' nog wel mee? Is het niet angstig stil in onze achterban? Zou dat niet het meest moeten verontrusten?”

J. van den Hoorn, chef van de afdeling burgerzaken van de gemeente Nunspeet, ging in zijn bijdrage in op de gewetensbezwaren van ambtenaren van de burgerlijke stand tegen het homohuwelijk. Volgens Van den Hoorn is zo'n ambtenaar een „instituut” die op grond van een door hem afgelegde eed of belofte „de wet moet uitvoeren.” Wanneer hij persoonlijke bezwaren tegen de sluiting van een huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht heeft, kan hij geen beroep doen op een ontheffingsregeling. Volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten althans, die zo'n uitzondering in strijd acht met antidiscriminatiebepalingen in de Grondwet.

In sommige gemeenten wordt wel een praktische werkverdeling getroffen, waarbij gewetensbezwaarden op dit punt worden ontzien. Volgens Van den Hoorn blijft het tot de beleidsvrijheid van een gemeente behoren om de mogelijkheid tot zo'n werkverdeling in een verordening of reglement op te nemen. „Maar per gemeente kan de bereidheid daartoe verschillen.”

Discriminatie
Tijdens de discussie zei de Nijmeegse hoogleraar Nuytinck dat ambtenaren niet bang hoeven te zijn dat zij van discriminatie worden beschuldigd. De eed van trouw mag ambtenaren die persoonlijk om godsdienstige redenen beslist niet mee kunnen werken aan de voltrekking van een homohuwelijk niet voor de voeten geworpen worden. Deze individuele problematiek is niet zomaar op één lijn te stellen met de gewetensproblemen van bijvoorbeeld een wethouder bij een omstreden bouwaanvraag.

„Discriminatie is geen vies woord”, zei Nuytinck. Het begrip heeft ten onrechte een negatieve lading gekregen, want het maken van gerechtvaardigd onderscheid is alleszins geoorloofd. Gezien het feit dat er geen sprake is van gelijkwaardige posities, kan er hier geen sprake zijn van onderscheid dat niet gerechtvaardigd is.