Bijbelse roman moet naar Schrift verwijzen
De bijbelse roman mag zich de laatste tijd in een groeiende populariteit verheugen. Fictie als gave van God mag in dienst gesteld worden van het doorgeven van de boodschap van Gods Woord, meent C. Bregman
. Maar de roman dient volgens hem wel een dienende functie te hebben ten aanzien van de bijbelse boodschap. In december 2001 schreef Tineke Goudriaan naar aanleiding van ”Jeremia, de man die huilde” van Thom Lemmons een interessant artikel, waarin zij aan het genre enkele fundamentele gedachten wijdde. Zij ging daarbij uit van de vraag of het eigenlijk wel kan, een historische roman over een geschiedenis uit de Bijbel. Is de Bijbel daar geen té heilig boek voor?
Toen ik in het kader van mijn studie jaren geleden ”De nadagen van Pilatus” van Simon Vestdijk las, werd ik voor het eerst geconfronteerd met een figuur uit de Bijbel die een plaats kreeg in een roman. Die confrontatie is me slecht bevallen. Dat boek heeft me namelijk geshockeerd op zó’n manier dat ik eigenlijk nu nog steeds niet goed naar een preek over Maria Magdaléna kan luisteren. Het boek is schokkend door de visie die de auteur heeft op de erotisch getekende figuur van Maria van Magdala, ook na haar ontmoeting met Christus. Deze vrouw wordt door de ontaarde fantasie van Vestdijk bezoedeld en het christelijk geloof wordt belachelijk gemaakt. Er zijn boeken die niet dan met schade voor de ziel gelezen kunnen worden.
Verzonnen
Daar staan gelukkig andere leeservaringen tegenover. Neem het nu vrijwel vergeten ”Een leeuw op de weg” van Jaap Zijlstra, een goed geschreven verhaal over de onbekende profeet uit Juda, wiens leven zo dramatisch eindigt als hij wegens zijn ongehoorzaamheid door een leeuw verscheurd wordt. Ook aan ”Het ravijn” van Meint R. van de Berg bewaar ik goede herinneringen. Deze roman geeft een levendig beeld van het conflict tussen Korach, Dathan en Abiram enerzijds, en Mozes en Aäron anderzijds. Ik denk met nog meer genoegen aan ”De grote ontmoeting” van Rudolf van Reest, een roman waarin op een respectvolle en ingehouden manier wordt ingegaan op het leven van verschillende mensen rondom Jezus. Datzelfde geldt voor de in het Nederlands vertaalde roman ”De man van Cyrene”, geschreven door de Zuid-Afrikaanse auteur F. A. Venter, een verhaal over Simon van Cyrene. Een voortreffelijk boek!
Maar krijgen fantasie en spanning in deze romanverhalen niet veel te veel waardering? Kan er geen vertekend beeld ontstaan van oud- en nieuwtestamentische figuren? Hebben we aan de soberheid van Gods Woord dan niet genoeg? Leiden deze romans juist niet áf van de lezing van de Schrift? Of kunnen verzonnen feiten meewerken om des te meer zicht te krijgen op de waarheid van Gods getuigenis?
Populair
De romanlezer moet zich realiseren dat hij met het genre van een roman te doen hebben. Dat is een uitgebreid verzonnen verhaal waarin de personen een reeks van gebeurtenissen en/of een innerlijke ontwikkeling meemaken. De schrijver wil door middel van een gefingeerd verhaal over mensen zijn ideeën op de lezers overbrengen.
Lange tijd is de roman in de gereformeerde gezindte gewantrouwd. Mijn vader mopperde wel eens: Hoe kan door een leugenverhaal de waarheid gediend worden? Ik heb echter de indruk dat het verzet tegen de roman als zodanig in onze kringen volledig is opgegeven. De gezindte accepteert de fictie van het verzonnen verhaal omdat zij beseft dat zij langs die omweg toch achter de waarheid kan komen.
Een bijbelse roman is uiteraard een historische roman. Dat genre is inmiddels al weer een kleine twee eeuwen oud. Vanaf de negentiende eeuw heeft de ontwikkeling van dat genre een hoge vlucht genomen. Er ontstonden verschillende soorten historische romans: verhalen waarin de gebeurtenissen, de avonturen centraal staan; verhalen die met name de psychologische ontwikkeling van een al of niet verzonnen historisch figuur beschrijven; verhalen die vooral de ideeën vanuit een bepaald tijdperk uit de geschiedenis belichten; en ten slotte verhalen die een brok geschiedenis weergaven waarbij gebruik werd gemaakt van een dunne fictieve verhaallijn. Op haar wijze heeft Hella S. Haasse die laatste soort in de twintigste eeuw gehanteerd door rijkelijk gebruik te maken van uitvoerige historische documentatie.
De populariteit van de historische roman maakt duidelijk dat wij lezers het accepteren dat schrijvers in de vorm van een verzonnen verhaal, al of niet met historische figuren, een stuk geschiedenis vormgeven. Daarom is het heel goed mogelijk welwillend te staan tegenover het genre van de bijbelse roman op zichzelf. Er zijn echter wel duidelijke voorwaarden.
Innerlijk portret
Het avonturengenre is minder geschikt voor het schrijven van een bijbelse roman. Natuurlijk mag een verhaal spannend zijn; het is zelfs een eerste vereiste, wil het überhaupt gelezen worden. Maar het kan nooit de bedoeling zijn om thrillers te schrijven die als extra pikant trekje een bijbelse achtergrond meekrijgen.
Met de historisch-psychologische roman ligt het anders. Ik krijg de indruk dat we in ”Jeremia, de man die huilde” van Thom Lemmons vooral met dat genre te maken hebben. Het ging er de auteur om de figuur van Jeremia tot leven te doen komen, zijn levensroeping dicht bij de lezer te brengen, waarbij gebruikgemaakt is van verantwoorde fictie. Zo is een ’innerlijk portret’ ontstaan van een bijbelse figuur, waarbij overigens éérst eerbiedig geluisterd is naar wat de Schrift over hem te zeggen heeft. Daarvoor moest Lemmons hard studeren. Niet voor niets draagt hij zijn boek op aan een hoogleraar Oude Testament aan een christelijke universiteit, zonder wiens hulp en leiding het boek nooit tot stand zou zijn gekomen. Toch zal in deze min of meer psychologische romans alle vertoon van geleerdheid vermeden moeten worden. Lemmons heeft mij overtuigd, juist omdat de eerbied voor de Schrift zo duidelijk blijkt.
Ook een boek als ”De tempelbouwers” van H. Westerink wil een eerbiedige vertolking van de Bijbel zijn op de wijze van een verhaal. De schrijver heeft me overtuigd, al zijn de kunstzinnige kwaliteiten van de roman niet altijd even hoog. ”De tempelbouwers” van H. Westerink kan wellicht het best als ideeënroman getypeerd worden. Hierbij valt de nadruk niet zozeer op bijbelse personen, als wel op het handelen van God met Zijn volk. De roman is als het ware een verbeelding van de boeken Ezra en Nehemia. Toch constateer je als lezer dat ook dit boek gebaseerd is op nauwkeurig bijbelonderzoek, al laat hij het evenmin als Lemmons merken. Het is duidelijk dat ook Westerinks boek een eerbiedige vertolking van de Bijbel wil zijn op de wijze van een verhaal.
Bijbelgetrouw
”Pontius Pilatus” van de Amerikaanse auteur Paul Maier past wellicht in het door mij gehanteerde schema door het vooral als documentaire te zien met fictie als noodzakelijke ’opvulling’ om een goedlopend verhaal mogelijk te maken. Dat wordt al direct duidelijk in het voorwoord dat hij aan zijn verhaal meegeeft. De eerste zin daaruit is tekenend: „Niets van wat er op deze bladzijden wordt beschreven, is door archeologische ontdekkingen en historisch onderzoek achterhaald gebleken; integendeel.”
Paul Maier heeft als wetenschapper wel recht van spreken. Hij onderzocht als hoogleraar aan de Western Michigan University een keur aan historische bronnen op zijn vakgebied, wat hem een groot aantal gegevens rond de Romein Pontius Pilatus opleverde. Daardoor werkt Maier ook precies andersom in vergelijking met Westerink. Alle personen in zijn boek zijn historische figuren; geen enkele eigennaam heeft hij zelf bedacht. Alleen waar alle informatie ontbrak, heeft Maier zich bediend van „bedachte geschiedenis”, gebaseerd op waarschijnlijkheden, om de gaten te vullen. Dat Maier als wetenschapper een bijbelse roman schrijft, blijkt ten overvloede ook uit de vele aantekeningen die hij per hoofdstuk achter het eigenlijke verhaal geplaatst heeft. Het knappe is dat zijn boek over Pilatus toch geen ’aangeklede’ wetenschappelijke verhandeling is geworden. Het boek is integendeel een indringend en bijbelgetrouw verslag geworden van het belangrijkste proces in de geschiedenis.
Fictie en feiten
Kan en mag het, een bijbelse roman? Een verzonnen verhaal om de waarheid van Gods Woord te dienen? Het mag duidelijk zijn dat ik het genre als zodanig accepteer. Wel moet duidelijk als hoofdvoorwaarde gesteld worden dat deze romans een dienende functie moeten hebben ten aanzien van de bijbelse boodschap. Ze mogen dan ook niet afvoeren van Gods Woord, zoals in Vestdijks ”De nadagen van Pilatus” gebeurt of -om een recenter voorbeeld aan te halen- in een roman van Guus Kuijer over Izebel, de vrouw van koning Achab, waarbij zij als een verstandige en sympathieke vrouw wordt geïntroduceerd. We kennen haar vanuit de Bijbel heel anders! Zo wordt bewust het bijbels getuigenis ontkracht en staat de roman in dienst van krachten die zich tegen God en Zijn getuigenis keren. Daarop moeten we wel bedacht zijn, zeker in onze tijd!
In dezelfde trant verscheen onlangs nog de roman ”De arkvaarders” van Anne Provoost, waarin het gezin van Noach er helemaal niet zo goed afkomt en daardoor ongunstig afsteekt tegen personen die op hun manier zo rechtvaardig mogelijk willen leven.
Bijbels romans mogen tot slot ook nooit de plaats van de Bijbel zélf gaan innemen. Op hun wijze, als verhaal, moeten zij heenwijzen naar het Boek der boeken. Ze mogen gewaardeerd worden als gave van God als ze in dienst gesteld worden van het doorgeven van de boodschap van Gods Woord. Ten diepste gaat het echter niet om de fictie, maar om de feiten die God ons in Zijn Woord laat verkondigen.
De auteur is neerlandicus.