KAMPEN. Kom niet alleen met positieve verhalen over zending. Zendingsorganisaties denken nogal eens dat er geen geld meer binnenkomt als er negatief nieuws wordt gebracht.
Maar net als bij ontwikkelingswerk zijn de mislukkingen vaak groter dan de successen, stelt Nico Kattenberg, zendingswerker in Guatemala.
„God vraagt vooral getrouw en gehoorzaam te zijn”, zegt hij. „Alleen daardoor kan een zendingswerker het volhouden.”
Kattenberg, enkele dagen in Nederland op uitnodiging van Woord en Daad, is uitgezonden door de zendingsorganisatie van de Free Reformed Churches of North America en werkt samen met een lokale partner van Woord en Daad.
Nico Kattenberg (38) vertrok met zijn ouders naar Curaçao toen hij nog maar enkele maanden oud was. Zijn vader ging daar als onderwijzer aan de slag. Later volgde emigratie naar Canada, waar Nico’s vader verbonden werd aan de Timothy Christian School in Chilliwack, een school van de Netherlands Reformed Congregations.
In die tijd ontwaakte bij Nico de belangstelling voor zending. „Ik hoorde op zendingsavonden over het werk in Irian Jaya en Papoea-Nieuw-Guinea. Tijdens het laatste jaar van de middelbare school kreeg ik de gelegenheid om enkele weken in Cubulco in Guatemala te verblijven, waar de Free Reformed Churches zendingswerk verrichten.”
Ds. G. Kuijt
Zijn besluit was snel genomen. Nico ging studeren aan een baptistisch Bible College in British Columbia. In het tweede jaar van zijn studie kreeg hij verkering met Lia Kuijt, de jongste dochter van ds. G. (Gerrit) Kuijt, die destijds in Chilliwack woonde. Hij meldde zich aan bij de Free Reformed Missions International (FRMI) met speciale opdracht in Cubulco. In 1998 trouwden Nico en Lia en na een jaar taalstudie Spaans in Costa Rica vetrokken zij in 2000 naar Cubulco.
Nog goed herinnert de zendingswerker zich de gedrevenheid van zijn schoonvader. „In de tijd dat ik in Chilliwack woonde, ging hij steeds zes maanden naar Bali, waarna een periode van zes maanden thuis volgde. Later werden dat periodes van drie maanden. Toen zijn gezondheid afnam vanwege longproblemen ben ik nog met hem en de Papoea Sabonwarek naar Vancouver geweest, waar hij te horen kreeg dat hij nog maximaal tien jaar zou kunnen leven. Hij is in het harnas gestorven. Hij was vooral gedreven om de Naam van Christus bekend te maken aan hen die nog nooit van Hem gehoord hadden.”
Kattenberg hield zich in Guatemala vooral bezig met het toerusten van de ongeveer zes reformatorische kerken die door de FRMI gesteund worden. „Het was vooral werken in geïsoleerde gebieden zonder normale wegen, met soms vier uur lopen naar de meest afgelegen dorpen. Ik sliep soms op een bank in de kerken.”
Guatemala is een land dat voor een belangrijk deel rooms-katholiek en evangelisch is. „De cultuur wordt gedomineerd door de Mayacultuur van de indianen. Godsdienst neemt een mengvorm van inheemse gebruiken aan. Daarnaast zijn er neopentocostalen die de reformatorische kerken sterk beconcurreren. Kolossale pinksterkerken verrijzen dankzij het geld van de arme bevolking. Mensen worden opgeroepen hun akkers aan de Heer te geven zodat ze twee keer zo veel opbrengen.”
De zes reformatorische kerken zijn recent gefuseerd met de Presbyteriaanse Kerk van Guatemala.
Bijbel in Mayataal
Een hoogtepunt van het zendingswerk zal zijn de totstandkoming van de complete Bijbel in de Mayataal van het Achi, naar verwachting over vier jaar. „Maar de uitdaging zal zijn om die Bijbel ingang te doen vinden. Veel mensen kunnen niet lezen of schrijven en de Mayataalgroep kent tientallen vormen en dialecten.”
De kerk in Guatemala groeit, maar niet opzienbarend. „Je ziet regelmatig terugval. De kerk bestaat vooral uit vrouwen – want die hebben God nodig. Mannen zijn maanden weg om op de suiker- en tabaksplantages te werken. Daar zijn de verleidingen groot, zoals drank en prostitutie. Mannen bemoeien zich meestal niet met de opvoeding in de veelal grote gezinnen. Het levert voor de gemeenten ook problemen op om in de ambten te voorzien. Er worden daarom steeds meer taken door vrouwen gedaan. Ambten voor vrouwen vinden wij niet Bijbels, maar wat moeten we als er alleen vrouwen in de kerk komen en mannen het laten afweten?”
Een grote strijd moest Kattenberg voeren tegen het afhankelijkheidsdenken van de inheemse kerk van de zending in het Westen. „Ik kwam daar algauw achter. De bevolking zag de zending uit Amerika als een bank waar ze gemakkelijk geld kon lenen. Voor elk probleem was een financiële oplossing. Pas sinds kort moeten de predikanten zelf in hun salaris voorzien. Alleen voor het theologisch onderwijs krijgen zij steun omdat ze dat niet kunnen betalen.”
Het zendingswerk is de afgelopen tien jaar zwaar geweest, zegt Kattenberg. „Na de eerste verlofperiode kwamen we uitgeput terug in Canada. Mijn schoonmoeder heeft weleens een boek over ons werk willen schrijven onder de titel: De voortdurende klop op de deur. Er werd constant bij ons aangeklopt om raad. We deden niets anders dan problemen oplossen, alleen maar geven, zonder dat er iemand was die je voedde. Pas later heb ik me gerealiseerd dat wij het gebed te zeer verwaarloosd hadden. Het werk van zending is niet ons werk, maar van Christus. Hij garandeert de voortgang.”